Daarom, en niet omdat het personeel geconditioneerd zou zijn, moet je
zelfs in een postkantoor waar vier postbeambten duimen draaiend op een
klant zitten te wachten een ticket nemen om aan de beurt te mogen komen.
Omdat je anders geen nummer bent en dus volgens de statistieken niet
bestaat. En omdat niet-bestaande nummers/klanten tot het ontslag van nog
meer postbeambten kunnen leiden.
Vandaag zwelt de rij wachtende klanten aan. De nummers die, vergezeld
van een hoge fluittoon, op het televisiescherm verschijnen, weigeren in
beweging te komen.
Maar eindelijk gebeurt er dan toch iets. Triomfantelijk staat daar
het nummer 171 op het scherm.
Iedereen, ik incluis, kijkt van het ticket in de hand naar het
scherm, van het scherm naar elkaar, van elkaar naar het loket, en ga zo
maar vertwijfeld verder.
Nummer 171 heeft de biezen gepakt.
Zijn afwezigheid veroorzaakt een collectieve aarzeling.
Allemaal voelen we de aanvechting om zijn plaats in te nemen.
Allemaal willen we graag doen alsof wij nummer 171 zijn; zodat het onze
beurt is.
Maar niemand zet deze finale stap. We staan daar maar, als schapen.
Die passiviteit houdt me bezig.
Waarom zijn we zo gedwee?
Omdat we in het publiek niet frauduleus durven of kunnen zijn?
Omdat vals spelen alleen prettig is als het heimelijk kan?
Omdat we, ook als er straks op straat iemand aangevallen wordt,
liever verlamd kijken dan ingrijpen?
Blijven we passief omdat die automaat, dat opgelegde gezag, het hoe
dan ook voor het zeggen heeft?
Gaat een mens zich als een nummer gedragen als hij als een nummer
behandeld wordt? Of omgekeerd?
Ik weet het niet. Maar angstaanjagend is het wel.