De klap deed de hele zaak opschrikken.


Klanten keken elkaar aan en in hun blik spande een regenboog van emoties: verbazing, bezorgdheid, medeleven, ontroering, opluchting – blij dat zij het niet waren die in volle vaart en voor het oog van een volle zaak tegen de glazen deur aanliepen. Vermaak, dat straalde eveneens van alle gezichten af. Je krijgt niet bij elke maaltijd gratis het spannende liefdesdrama van een ander aangeboden.


De deur trilde in haar gelid.


De vrouw wankelde op haar benen.


Maar niet lang.


De publieke omstandigheden stonden haar geen moment van zwakte toe. Net zomin als haar tafelgenoot; die meende de zaak al gewonnen, en maakte aanstalten om haar te hulp te snellen.


Ze raapte al haar koelbloedigheid bij elkaar en deed op aandoenlijke, want o zo herkenbare wijze, heel nadrukkelijk alsof er totaal niets gebeurd was.


Met een boeddhistische kalmte herschikte ze een losgekomen haarlok achter haar oor. Ze haakte haar handtas weer stevig aan haar schouder. Ze streek met beide handen haar rok recht, rechtte haar schouders.


Traag, en alsof het de eerste keer was dat ze met dit glas in aanraking kwam, opende ze deur.


En stoof naar buiten.


Terwijl haar tafelgenoot de dienster riep en hulpeloos gebarend zei dat die de volle borden weer mocht afruimen, sneden haar hoekige ellebogen bij elke pas driftig door de lucht en de wind. Op een vreemde manier stelde dat beeld me gerust: ook de middelbare leeftijd had het kleine meisje in deze vrouw niet kleingekregen.