Van de parachutiste die tijdens de sprong op onverklaarbare wijze haar valscherm kwijtspeelde, wordt gezegd: ‘Ze was een heel normale vrouw, er was met haar niets aan de hand.’


Van Roger Vangheluwe, de priester en bisschop die zich aan jongetjes vergreep, wist iedereen: ‘Een hele aardige man. Als je hem ziet, zou je niet kunnen zeggen dat…’


Over Ronald Janssen, de leraar die op straat minstens drie personen in koelen bloede vermoordde, klonk de mening unaniem: ‘Niets abnormaals uit zijn gedrag en verschijning af te leiden’.


En zo voort.


Misschien is dat wel een hoofdkenmerk van de mens in al zijn facetten, met inbegrip van zijn donkerste. Dat wanhoop, alsook het niet kunnen beheersen van bepaalde emoties en impulsen, zich niet laten catalogiseren. En dat die twee al zeker niet bereid zijn om aan de eisen van clichébeelden en stereotypen te beantwoorden.


Wanneer zou een gezin aan de rand van een drama er niet normaal hebben uitgezien? Welke uiterlijke karakteristieken hangen er zogezegd onlosmakelijk aan uitzichtloosheid vast? Hoe ziet het gezicht van een priester met losse handjes eruit? En van iemand die op het punt staat om zelfmoord te plegen? Als vanbinnen alles opgebrand is, ziet de buitenkant er dan ook altijd zwart geblakerd uit?


Iedereen weet dat de grootste alcoholisten geheide behoeders van de schone schijn zijn. Zelfs hun naaste omgeving valt vaak stom achterover als daar plots die tot ziekte uitgegroeide verslaving blijkt.


Er is een universeel gegeven.


Niets is wat het lijkt. En zelfs dat niet.