Nog geen twee minuten zit ik op de dijkmuur, of er komen vier
jongens op me af. Ze zien er ouder uit dan ze zijn. Ze kauwen tabak of
een ander gebladerte en spugen roestkleurig speeksel. Ze stellen de
obligate vragen – where you cum frum – en ik geef de obligate
antwoorden.
Dan fluisteren ze, met stemmen die rollen van de geheimen: ‘dollars, dollars, sex, sex’.
Ik frons mijn wenkbrauwen, schud mijn hoofd, richt mijn blik op de zee, die me op dit moment veiliger lijkt dan de kade.
Ze geven niet op.
Er is er eentje die, niet zonder eerst om zich heen te kijken,
verduidelijking geeft bij wat hij bedoelt. Hij duwt zijn kruis een paar
keer naar voren, ‘dollars, dollars, sex, sex’ en wijst dan met gulzige
blik van hem naar mij. ‘Five dollar, ok.’
Het zal aan de verstikkende zon liggen.
Het duurt een tijdje voor het tafereel tot me doordringt.
Ik ben niet alleen getuige van wat de gigantische kloven tussen onze werelden teweeg kunnen brengen.
Ik heb ook te maken met een facet van de vrouwenemancipatie dat me tot dusver verstoken is gebleven.
Op deze kade word ik beschouwd als de hoerenloopster. En deze jongens zijn de hoer.
Dat is wennen.
En dat wringt.