Als je met hen spreekt, zeggen ze niet: Eddy is mijn vriend. Ze zeggen Eddy Merckx is mijn vriend, met de nadruk op Merckx. Jan heet voor deze mensen nooit Jan, maar is altijd Jan Fabre of Jan Hoet. Hilde is onlosmakelijk verbonden met Crevits of Van Mieghem. De gewone Dries is niet het vermelden waard; daarom heeft deze categorie het in één adem over hun Dries Van Noten. Na elke achternaam kijken ze je glunderend aan en liefst van alles hebben ze dan dat je stompzinnig ‘wow’ zegt.
Opvallend – en vermoeiend – is dat deze mensen er een ontzettend grote vriendenkring op nahouden. Soms, als je met hen op café verzeild geraakt, waait er uit hun mond een indrukwekkende agenda aan vips voorbij.
Des te merkwaardiger is het dat hun ‘vrienden’ hen, als puntje bij paaltje komt, vaak niet eens schijnen te kennen. En die keren dat er – op een druk bezochte receptie of zo – toch sprake is van enige herkenning, ontvlamt de vreugde van de ontmoeting slechts aan één kant.
In de ogen van de andere kant – de kant met voor- en achternaam – lees je vooral ergernis af; gemengd met het soort hulpeloosheid dat iedereen overvalt die bestolen wordt terwijl hij erbij staat.
Wie, om welke reden dan ook, in de kijker staat, wordt niet alleen door de media van zijn privacy beroofd. Overal leven ‘vrienden’ die, vanuit een gulzige, materialistische ambitie, hun namen en levens rollen.
Namen zijn de favoriete hebbedingen van deze soort. De parels die de dofheid van hun eigen holle bestaan moeten doen glimmen.