Ze is volledig in het zwart gekleed. Haar ogen zijn met kohl omrand.
Ze is bleek en draagt zwarte handschoenen zonder vingers. Haar nagels
heeft ze ook in haar lievelingskleur geverfd.

Ze keert de snuffelende voorbijgangers haar rug toe. Die rug, met
ingetrokken schouders, lijkt uit te drukken dat ze hier liever niet zou
staan. Dat haar ouders haar dit hebben aangedaan.

Er gaat enige halsstarrigheid, zelfs pijniging, van haar houding
uit. Het is alsof ze liefst van alles zou verdwijnen. Samen met de
prullaria en brocante zou willen vergaan.

Haar verlangen om, midden deze snuisterijen, tot een schaduw te verworden, maakt haar nog mooier en opvallender dan ze al is.

Ik schat haar een jaar of zestien.

In elk geval heeft ze nog die leeftijd die gebukt gaat onder de
vermoeiende tegenstrijdigheden die woeden tussen lichaam en geest. Het
lichaam volgt de gedachten niet. En de gedachten slagen er niet in om
aan het lichaam de juiste houding te geven.

Dat verwarrende kluwen wordt heel duidelijk als een gegadigde haar
aanspreekt over een beeldje dat tussen haar tentoongestelde waren staat.

Ze kijkt star naar de grond als ze de geïnteresseerde man het beeldje aanreikt zodat hij het nauwkeuriger kan bestuderen.

Haar blik blijft, ernstig en verward, ook naar de grond gericht als
hij zegt dat hij het curiosum wilt kopen, en haar het gevraagde bedrag
overhandigt.

Als hij haar op de koop toe nadrukkelijk bedankt, kijkt ze toch op.

Dan bloost ze.

Een prachtige schaduw vol kleur.