Ik heb hem een keertje een speech horen houden. Het was een vlijmscherp en boeiend betoog, maar de hele tijd dacht ik: dat hij maar snel ophoudt want straks valt hij hier morsdood neer en dan, the horror, hebben wij geen nieuwe boeken meer.
Jeroen Brouwers wordt vandaag pas zeventig. Een broekie.
Dat ik me zodanig van leeftijd vergiste, kan niemand me kwalijk nemen. De schrijver allerminst. Ooit zei dit karakter: “Schrijven is als gangreen – het vreet en verteert, holt uit, vernietigt.”
Koudvuur kan beëindigd worden met een amputatie. Maar Brouwers, immer trouw aan zijn karakter, is ook op medisch vlak een dwarsligger. De bacteriën zitten in zijn bloedbaan.
De inkt, al dan niet Oost-Indisch, is zijn bloed. Hij schrijft bij elk woord het leven uit zijn lijf. Hartstochtelijk en zonder concessies.
Daarom leven zijn woorden zo. Daarom barst dat oeuvre van de vitaliteit en geven zelfs de zwaarmoedige passages en de verhalen vol diepe, innerlijke ellende blijk van een overweldigende energie.
Het is soort energie dat pas vrij komt als een mens moet strijden voor zijn leven. Dan kan hij meer dan anders. Dan staat hij versteld van zijn krachten. Dan moet hij daarna dagenlang rusten, omdat bijna doodgaan uitputtend is.
Dit scherp van de snee is Brouwers’ natuurlijke biotoop. Voor veiliger en comfortabeler doet hij het niet.
Voor de lezer riskeert hij al zesenveertig jaar lang zijn leven.
Onder meer daarom: nog vele gevaarlijke jaren, heer Brouwers;
Enne: strooit u deze woorden voor een keer als hagelslag op uw ontbijtboterhammen.