De verboden zijn nog niet uitgesproken, of her en der begint het te
kriebelen. Plots wordt er gekucht. Geblaft. Gebalkt. Sommige mensen
geloven echt: als ik nu hoest, moet ik straks niet meer. De goed
voorbereide toeschouwers leggen in hun schoot een voorraad pepermuntjes
aan; die halen ze nu vast uit de knisperende verpakking.

Het gros van het publiek voelt zich niet aangesproken door het gebod
om de gsm uit te schakelen: zij blijven onverstoord zitten. Voor hun
stoïcijnse houding hebben ze een goede reden: zoals altijd hebben ze,
voor ze de zaal betraden, hun mobiele telefoon het zwijgen opgelegd.

Slechts een beperkt groepje toeschouwers begint naar hun gsm te
vissen. Hun handen tasten dwangmatig naar hun handtas en broekzak.
Sommigen staan op en zoeken nerveus hun jas of lichaam af naar dat dunne
toestelletje dat tegenwoordig ook nog eens zo weinig weegt dat het
verdomd lang kan duren voor het opduikt.

Twijfel is besmettelijk, net als angst en wantrouwen. Twijfel komt
ook, net als die andere twee gevoelens, in golven.

De handelingen van deze kleine groep steken ook de rest van de zaal
aan.

Waar daarjuist zekerheid en kalmte was, zwelt nu achterdocht en
onzekerheid.

Meer en meer mensen diepen, kuchend, hun gsm op. Ze willen zichzelf
ervan verzekeren dat ze hun toestel daarstraks wel degelijk hebben
uitgezet, naar het trilsignaal hebben verbannen of in de stille modus
hebben ondergebracht.

Ook zij die eerst geen enkele reden tot twijfel hadden, gaan nu op
zoek naar het apparaatje. In een tijdspanne van nog geen vier minuten
heeft bijna iedereen – tweeduizend muziekliefhebbers – in de zaal zijn
of haar gsm in de hand.

Zo snel gaat het, bedenk ik.

En zo weinig is nodig om het overtuigde gelijk van een grote groep
aan gruzelementen te slaan.