Er was een ongeluk gebeurd.
Er werd een slachtoffer gesignaleerd.
Voor de verandering bleek dat slachtoffer geen mens. Wel een grote,
witte zwaan die midden op de weg parmantig vleugellam stond te wezen en
van de ene rijstrook naar de andere waggelde.
Aan zijn veren hing bloed. Dat was een beeld dat meteen raakte. Een
schot in de roos der ontroering. Hoewel ik me vooraan in de file bevond,
kon ik onmogelijk uitmaken welke auto het dier had aangereden. Dat de
zwaan niet van plan was om de dader ongestraft en ongehavend te laten
ontsnappen, stond echter buiten kijf. Hij liet geen enkele auto door
rijden.
Hij dirigeerde het hele verkeer. En ook ons gedrag: allen keken we
met een verbazing die tot aan de rand met bewondering was gevuld. Een
enkele vogel. Machtig in zijn machteloosheid. Uniek ook. Unieker dan een
gewond mens.
Gekwetste mensen zien we elke dag in veelvoud. Meer dan goed voor ons
is.
Deze zwaan was exclusief.
Chauffeurs die uitstapten en het dier voorzichtig benaderden met de
bedoeling hem op de pechstrook te deponeren, werden met een woeste
snavel en een wild slingerende nek weer naar hun auto gejaagd. De zwaan
siste. Blies. Zijn oranje snavel beet nijdig in alle armen en benen die
in zijn buurt kwamen.
Zijn felle verzet duurde meer dan een half uur. Toen kwamen die
andere zwaantjes. Zo aan de zijde van deze echte zwaan zagen die er
plots heel gewoontjes uit.