“Vanuit Nairobi is het drie uur naar het Masai Mara National Reserve”, zegt de ene chauffeur. “Als we om negen uur ‘s ochtends vertrekken, zijn we er nog voor het middaguur”, zegt de andere. “O, ik rijd, u slaapt en nog voor u uw ogen weer opent, zijn we al in het land van Simba, van de leeuw, dus”, zegt de derde. Maar Kenia is Afrika. Voor een meer waarheidsgetrouwe berekening dien je alles wat in tijd wordt uitgedrukt, te verdubbelen: de rit van Nairobi tot in het Masai Mara National Reserve duurt gemiddeld – zonder 4WD – vijf uur; op voorwaarde dat je in het noorden van het park moet zijn, en niet drie tot vier uur dieper zuidwaarts, bij de grens met Tanzania en aan de rand van het Serengetipark. Bovendien loont het meer dan de moeite om tijdens de rit niet te slapen, maar de ogen wagenwijd open te houden. De tocht loopt door Rift Valley en levert allerhande momenten van onverwacht plezier op: onderweg kom je bijvoorbeeld meer kuddes giraffen en zebra’s tegen dan tegenliggende auto’s en vrachtwagens. Om dan nog te zwijgen van al die hertachtigen die er voor een leek allemaal hetzelfde uitzien, maar zich voor ‘gevorderden in de wildedierenkunde’ manifesteren als impala’s, antilopen, gazellen, rietbokken, schuwe dik-diks enzovoort.
De wegen die door de vallei en naar Masai Mara National Reserve lopen, zijn in goede staat, al moet je, zéker als je die ene hoofdweg verlaat, het predikaat ‘goed’ (mzuri in het Kiswahili) met een korrel zout nemen. Het kan betekenen dat de wegen ooit een laag asfalt hebben gekregen, maar dat daar nog weinig van overblijft. Aan die infrastructurele toestand wordt gewerkt: waar de kuilen diep zijn en het stof hoog opwaait, dopen wegenarbeiders de slierten van een ongepelde maïskolf in een potje teer en smeren ze de oneffenheden weg.
Klein maar fijn
Je hoeft de afstand Nairobi – Masai Mara trouwens niet in één ruk af te leggen. Het is zeer raadzaam de weg voorbij de meren van de Grote Slenk te kiezen en minimaal twee en liefst drie nachten in het kleine maar o zo fijne hotel Kiangazi te verblijven. Dit landhuis, dat zijn troeven vooralsnog geheim heeft weten te houden voor het grote publiek, telt maar zes kamers en biedt een exclusief (letterlijk, er staan geen andere huizen) uitzicht op het paradijselijke meer van Naivasha. Om u een idee te geven van de grootte van dit meer: een volledige tocht errond met een rustig motorbootje duurt ongeveer acht uur. De oevers zijn begroeid met papyrus, en het meer zit vol luie, almaar geeuwende nijlpaarden, ruim honderd in totaal. Wie in Kiangazi verblijft, kan er met de parkwachters (de rangers) op uit trekken en sporen leren lezen. Af en toe verschijnt er een giraf in de tuin van Kiangazi. Dat is normaal: de tuin loopt in de vrije natuur over, en in die vrije natuur krioelt het van de wilde dieren. Met als gevolg dat er, op de openbare weg die er middendoor loopt, ‘s nachts geregeld een overstekend nijlpaard wordt aangereden. “Het vlees van een nijlpaard smaakt voortreffelijk”, zegt de ranger.
Nauwelijks twee uur verder ligt het meer van Nakuru. Op deze enorme zoutwaterplas broeden en foerageren miljoenen flamingo’s. Een adembenemend schouwspel, ook letterlijk: hun tonnen uitwerpselen snijden de adem af en zorgen, samen met het gedroogde zout, voor oevers van witte maar stinkende sneeuw. Het meer van Nakuru is een nationaal park. Dat betekent onder meer dat je je aan de regels (bijv. in de auto blijven, behalve op specifiek aangeduide plekken) van de nationale parken dient te houden, en dat je als niet-resident 30 dollar per persoon per dag toegang betaalt. Als je tijdens je verblijf in Kenia nog andere nationale parken bezoekt, kan het interessanter zijn het roze meer van Nakuru gewoon vanaf een buiten het park gelegen berg te aanschouwen en de neushoorns en luipaarden elders tegen het lijf te lopen. Nog een tip: laat u niets wijsmaken. Maak, op weg naar Masai Mara National Reserve, vooral geen tussenstop in Narok, de weinig tot de verbeelding sprekende administratieve hoofdstad van de Masai. Daar is niets te zien, op enkele bussen met blanke toeristen na. Die verzamelen allemaal rond dezelfde souvenirwinkels en laten zich allemaal door dezelfde, authentiek uitziende, in het rood gehulde Masai een kat in een zak verkopen. Sommige Masai weten echt niet meer wat ze waard zijn en vragen, naar Keniaanse normen, gigantische bedragen voor hun kralenkettingen en oorringen, of voor het poseren voor een foto. Het is maar de vraag of je hen deze roekeloze commerciële politiek kwalijk kunt nemen: in 1961 zijn de Masai uit het gebied van hun eeuwenoude voorouders gezet. Toen, nog geen vijftig jaar geleden, werd de 1.800 km2 in het zuiden van Kenia uitgeroepen tot wildreservaat. Sindsdien mag geen enkele Masai-krijger er nog wonen, geen enkele koe of schaap er nog op de vruchtbare weidegronden grazen, geen enkele leeuw er nog gedood worden.
Boomschors en buikkrampen
“Niets is nog hetzelfde als vroeger”, zegt Daniel, een Masai die ik niet in Narok, maar aan de ingang van zijn manyatta ontmoet, een nederzetting in de buurt van Masai Mara National Reserve. “De beschikbare gronden om ons heen staan geen intensieve begrazing toe. Onze manier van leven was en is ernstig bedreigd. Dus moeten we wel op een andere manier ons bestaan zien te verdienen. Kijk naar mij. Ik heb Engels geleerd, ik ken de natuur op mijn duimpje. Dus werk ik af en toe voor hotels uit Masai Mara National Reserve. Ik laat toeristen zien waar de leeuwen zich verstoppen. Ik leer hen de signalen van de natuur lezen, toon hen hoe rondcirkelende gieren kunnen aangeven dat een leeuw of een luipaard op die plek een prooi verscheurt. Twee keer ben ik gedurende een hele maand met mijn vader naar het bos getrokken om alles over de geneeskrachtige eigenschappen van planten en bomen te leren. Ook daarover vertel ik, als ik ze vind, de blanken die erin geïnteresseerd zijn. Ik weet perfect waarmee je hoofdpijn bestrijdt of welke boomschors in gemalen vorm heftige buikkrampen verzacht. Ik maak het verdovende brouwsel dat jonge krijgers en jonge meisjes drinken bij hun besnijdenis, opdat ze de pijn maar enkele seconden voelen en daarna in een trance belanden. Nee, over de vrouwenbesnijdenis wil ik nu liever niet uitweiden. Maar wat ik wil zeggen, is dit: ook de overdracht van onze natuurkennis wordt bedreigd. Meer en meer Masai brengen hun leertijd op school door en niet in het bos of in de weilanden. Ik denk dat sommigen niet meer terug kunnen, en ook niet meer terug willen.”
Daniel woont in een typische nederzetting van de Masai. Het tijdelijke dorp, de manyatta, is omsloten met een manshoge omheining van gesprokkelde, gedroogde doornstruiken waarin vier op vijf smalle openingen zitten. ‘s Nachts worden deze toegangspoorten bewaakt door Masai-krijgers die hun speer in de aanslag houden. Die bewaking is geen luxe en al evenmin folklore; op de centrale binnenplaats achter de omheining slaapt ‘s nachts het vee, en koeien of schapen vormen, behalve de rijkdom van de Masai, ook een ultiem diner voor de koning der dieren. Ondanks het verbod op het doden van wilde dieren hebben heel wat Masai meerdere leeuwenkoppen als trofee. “Je moet een leeuw aanvallen voor hij jou aanvalt”, zegt een van de oudere broers van Daniel. Hij heeft twee leeuwen gedood, dat was nadat ze drie koeien hadden verscheurd. Dat de vader van Daniel rijk is – en dus veel vee bezit -, blijkt onder andere uit de talrijk aanwezige koeienvlaaien op de binnenplaats. De kinderen – en ook zij zijn met velen – ravotten blootsvoets in de drek en spelen verstoppertje in en achter de hutten, die in een cirkel tegen de omheining aan zijn gebouwd. “Het bloed van koeien staat op ons menu. Wij tappen het af van hun halsslagader en drinken het gekookt. Wij Masai zijn een sterk volk.”
In de manyatta is iedereen familie van elkaar. Daniels vader, een kranige negentiger die hoogstwaarschijnlijk zijn eigen plantaardige Viagra weet te maken, heeft zeven vrouwen, en die hebben allemaal hun eigen hut. Met zijn zeven vrouwen deelt hij voorlopig zesendertig kinderen. Wat ook betekent dat Daniel zowel broers heeft die dertig jaar ouder zijn als die twintig jaar jonger zijn.
‘The Big Five’
Maar de zuidelijke Keniaanse savanne trekt vooral toeristen die, naast een kennismaking met de unieke cultuur van de Masai, ook en vooral The Big Five willen zien. Die vijf grootste zoogdieren van Afrika zijn nog altijd dezelfde gevaarlijke viervoeters als in de tijd dat blanke jagers aanzien wilden verwerven met hun verzameling jachttrofeeën. Alleen mag er, in Kenia althans, niet meer op gejaagd worden. Gelukkig vormen het fototoestel en de videocamera een vredig substituut voor het geweer, zodat olifanten, leeuwen, buffels, neushoorns en panters nu naar hartelust op film of digitaal vereeuwigd worden. Dat gebeurt vooral in Masai Mara National Reserve, niet voor niets het drukst bezochte wildpark van Kenia. Dit succes heeft uiteraard zijn nadelen. In de eerste plaats voor de Masai, voor de natuur en voor de dieren. Zo zijn er wildsoorten die hun eeuwenlange bioritme noodgedwongen hebben veranderd en, sinds de komst van de voyeuristische toerist, hun rooftocht uitstellen tot ná valavond, als de busjes en Land Rovers verdwenen zijn. Andere dieren zijn zo gewoon geraakt aan de aanwezigheid van mensen en wagens dat ze ze niet eens meer schijnen op te merken. “Lion at point x, over and out”, of “leopard sleeping in tree y, over and out”, het zijn gesprekken die je geregeld uit een voorbijrijdende walkietalkie opvangt. Uiteraard heeft deze drukte ook nadelen voor de rechtgeaarde safariganger. Met zijn dertigen naar één en dezelfde leeuw kijken is niet bepaald avontuurlijk. Daarom dat het dus zaak is niet tijdens de piekmaanden – juli, augustus en december – op safari te gaan. En voor een goede en liefst persoonlijke gids te zorgen, iemand die het park in al zijn hoeken en kanten kent, maar van de platgetreden, toeristische paden afwijkt. Iemand die weet dat het zinvol is de eerste nacht bijvoorbeeld in een lodge in het noorden te overnachten, de tweede nacht in een tentenkamp in het centrum door te brengen en de volgende nacht naar de grens met Tanzania te trekken. Alleen op die manier kun je van het enorme, weidse landschap en van de vierhonderd vijftig vogelsoorten van Masai Mara genieten. Alleen op die manier ontdek je, terloops en toevallig, een deeltje van de drie miljoen dieren die zich er bevinden. En alleen op die manier maak je kans getuige te zijn van honderdduizenden buffels die van het natuurpark Serengeti in Tanzania naar de Masai Mara in Kenia trekken. n
‘s Nachts worden de toegangspoorten bewaakt door Masai-krijgers die hun speer in de aanslag houden
Praktisch
* SN Brussels Airlines vliegt vijf keer per week op Nairobi. www.flysn.be en 070/35.11.11.
* In Nairobi is het Fairview Hotel een absolute aanrader: www.fairviewkenya.com. Dat het hotel (tel. 00254-20/271.00.90) zo streng bewaakt wordt, heeft niet alleen met de reputatie van Nairobi (nairobbery) te maken, maar ook met de overbuur: de ambassade van Israël. In Fairview betaal je voor een viersterrennacht ongeveer 85 euro per kamer.
* Landhuis Kiangazi: een klein, persoonlijk, luxueus hotel dat met geen enkele touroperator samenwerkt en maar zes kamers heeft. Altijd met volpension; lunches worden ook als picknick aangeboden. Een paradijselijk en heerlijk afgelegen oord op ruim twee uur rijden van Nairobi. Exclusief uitzicht op het meer van Naivasha. Giraffen, nijlpaarden en zebra’s in de – open – tuin. Het gastenpubliek is internationaal, alle continenten zijn vertegenwoordigd. Wie boekt, kan meteen ook rondleidingen met een professionele ranger vastleggen, of een rondvaart op het volstrekt verlaten meer van Naivasha reserveren. Meer info over Kiangazi op www.oserianwildlife.com. De eigenaars hebben vlakbij nog een tweede hotel, maar dat is veel minder idyllisch gelegen, en de sfeer is minder exclusief (tel. 00254-50/202.07.92).
* Masai Mara: heeft talrijke lodges en tentenkampen, van zeer basic tot hyperluxueus. Wie net buiten de toegangspoorten van het National Reserve overnacht, bespaart 30 dollar per persoon per nacht. Bovendien mag je in Masai Mara National Reserve na valavond het hotel toch niet meer verlaten. Simba Logde ligt vlak buiten de poorten. Meer info over logeermogelijkheden en wildlife op www.masai-mara.com, en uiteraard ook in alle reisgidsen over Kenia. De Lonely Planet is, hoe kan het anders, een aanrader.
* Alle internationale autoverhuurders hebben een kantoor in Nairobi. Zowel bij Masai Mara als bij het meer van Naivasha bevinden zich landingsstroken voor binnenlandse (privé-)vluchten. Toch deze insidertip: via het e-mailadres mbuge2003@yahoo.com kun je voor zeer interessante prijzen een betrouwbare plaatselijke chauffeur met wagen én verzekering boeken. Spreek de prijzen wel af in Keniaanse shilling en niet in euro’s, dat bespaart je een discussie over wisselkoersen.