Eén: uit de verkiezingsresultaten lees ik, ondanks het heugelijke resultaat in onder meer mijn Antwerpen, dat er onder de Vlamingen nog altijd veel ontevredenheid, frustratie en zelfs wanhoop heerst. Twee: ik zag de Panorama-uitzending over familiedrama’s in Vlaanderen waarin onder meer strafpleiter Jef Vermassen aangeeft dat de traditionele, sociale netwerken (familie en buren) weggevallen zijn, wat de kans op eenzaamheid veel groter maakt. Drie: de prestatiegerichtheid van onze maatschappij deelt de wereld in winners en losers op. Wie uit de boot valt, botst tegen zijn eigen hoofd op. Vier: volgens de cijfers van de Wereldgezondheidsorganisatie wordt in het Westen depressie de voornaamste aandoening van de eeuw. Vijf: een telefoontje naar enkele artsen leert dat minstens een kwart van de bezoeken te maken heeft met de geestelijke gezondheid van de patiënt. Zes: de gezondheidscijfers van Vlaanderen vertellen dat in ons landsgedeelte elke dag drie mensen zelfmoord plegen, oftewel zes overvolle met eigen volk gevulde Boeings 737 per jaar! Enzovoort. Vreemd, nietwaar, dat wij ons, ter nagedachtenis van deze vreselijke feiten, niet enkele dagen in nationale rouw hullen.
Het zou te ver leiden en ook buiten mijn capaciteiten reiken om alle facetten – voor zover bekend – weer te geven die het welzijn van de Vlaming verzieken. De geestelijke gezondheid, of het gebrek daaraan, is een complex fenomeen dat verscheidene takken van de wetenschap raakt. Wat er in onze geest omgaat, is verstrengeld met sociologie en economie (maatschappelijke ontwikkelingen), politiek, aardrijkskunde (aantal uren zon en licht), psychologie (menselijk gedrag), filosofie (zoektocht naar zingeving), biochemie, geneeskunde, en noem maar op. Toch is het precies omdat de nood aan aandacht voor de geest zo hoog is, en omdat de geestelijke gezondheid veel complexer in elkaar zit dan een gebroken been, dat het moeilijk aanvaardbaar is dat het medicijn voor geestelijke kwalen nog altijd in de eerste, en vaak ook in de enige plaats, uit pillen bestaat. Want ook dat heb ik uit het telefoontje naar enkele artsen geleerd: “dat wie geld heeft naar een psycholoog gaat, en dat wie het niet kan betalen pillen slikt.”
Bovendien geven ook welgestelde mensen nog altijd de voorkeur aan pillen voor de psyche, omdat pillen suggereren dat de ziekte een naam en dus ook een oplossing heeft. Rond psychologen en psychische problemen hangt nog altijd een taboesfeer. Artsen die hun patiënten toch voor psychologische hulp doorverwijzen, moeten “hun hele netwerk aan contacten in de sociale wereld benutten als zij voor hun patiënt een gedegen en onmiddellijke psychologische opvang willen vinden.” ‘Onmiddellijk’ is in deze context geen loos begrip: wie signalen van wanhoop uitseint, heeft acuut professionele aandacht nodig, geen wandelingen van het kastje naar de muur.
Het gaat hier niet over de welgestelde patiënt die, als hij geen drempelvrees heeft tenminste, naar een privépsycholoog kan stappen. Het gaat over al die patiënten, met of zonder drempelvrees, die zich geen maandenlange therapie (gemiddeld 35 euro per bezoek, a rato één bezoek per week) bij een privépsycholoog kunnen veroorloven, en in een van de Vlaamse Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg of voor Algemeen Welzijnswerk terechtkunnen, alwaar aan de cliënt slechts een symbolisch bedrag wordt gevraagd. Dat is uiteraard positief. Minder positief is helaas dat deze centra – die lof verdienen – onderbemand zijn, zodat meerdere mensen niet of onvoldoende geholpen kunnen worden en moeilijkere cliënten (onder meer cliënten met een verleden van agressie, of mensen met een dubbele diagnose zoals druggebruik en een ernstige psychische aandoening) nergens welkom zijn.
Het is geen prettige vaststelling, maar het ziet ernaar uit dat het hoog tijd is dat onze individualistische samenleving inziet en toegeeft dat de openlijke aanwezigheid en beschikbaarheid van betaalbare en toegankelijke psychologen een must is geworden. Met dezelfde vanzelfsprekendheid als waarmee men naar een arts stapt, zou de Vlaming naar een psycholoog moeten kunnen en durven stappen. De verzorging van de geest zit nog altijd, letterlijk en figuurlijk, achter gesloten muren, terwijl de realiteit van elke dag om openheid schreeuwt. Of hoe kunnen we die zes Boeings vol Vlaamse zelfmoordenaars anders noemen?
Het ligt voor de hand dat de gezondheidszorg nu al het koud zweet krijgt van bijkomende uitgaven. Het is niet realistisch om de verzorging van de geest – ook al kosten depressies ook veel geld – in het gezondheidspakket van het Riziv op te nemen. Maar een tussenoplossing, zoals het systeem dat in Nederland al toegepast wordt, kan ervoor zorgen dat het welzijn van de Vlaming op zijn minst beter georganiseerd wordt. In Nederland is een arts verbonden aan een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige. Vanaf het moment dat de huisarts te maken heeft met een patiënt die zijn geestelijke gezondheid dient op te krikken, doet hij in een mum van tijd een beroep op die gespecialiseerde verpleegkundigen. Ze stellen een grondige diagnose op van de geest van de patiënt. En vervolgens werken ze hun specialiteit uit: ze zorgen ervoor dat de patiënt op heel korte termijn bij de juiste hulpverlener belandt. Het is een adequate, professionele aanpak die in elk geval al voor een stuk minder crashes zorgt. Eergisteren is bewezen dat een goed bestuur het beste antwoord op negativisme is. Misschien geldt dat ook voor een goed georganiseerde geestelijke gezondheidszorg.