Er zit geen logica in de taal van de liefde. Zelfs niet in de uitwisseling: “Ik hou van jou.”


Dat verschil kan heel vervelend zijn.


Dat kan radeloos maken.


Soms helpt praten en uitleggen. Maar vaak ook niet: woorden zijn in staat om het onzegbare te verminken; ze proberen het ongrijpbare te grijpen, en dat alleen al is pure tragiek.


In de intimiteit van onze emoties gaat het niet om woorden; ze scheppen afstand. Het gaat om alles wat er boven en onder en in die woorden zit.


Maar wat kan het uitleggen of het willen/moeten verdedigen van de liefde soms vermoeiend zijn! En hoe sterk kun je op zulke momenten, uitgeput van de eindeloze discussie, verlangen naar een simpel, wetenschappelijk bewijs van je gevoelens. Vinden we dat onze partner, ons kind, onze ouders zich ten onrechte verwaarloosd of bekritiseerd voelen; of zijn we ervan overtuigd dat wijzelf door de ander affectief worden bedrogen, dan diepen we man en vrouw toch gewoon een soort gevoelspredictor op.


Eén enkel plasje, en de stick geeft na enige minuten de hele waaier van onze affectie weer. Of één enkele bloedprik en, in plaats van de aanwezigheid van vitaminen en mineralen, worden de uitingen van amor gemeten.


Welke kant de cijfers of het staafje ook uitslaan: ze zouden in elk geval helderheid scheppen.


Klinkt goed.


Maar lijkt een barslecht idee.


Want zou de mens überhaupt nog handelen, als leven en liefde twijfel noch sterfelijkheid kenden?