Minder bekend is dat hij rustige oorden opzoekt om aan een
verdrinkingsdood te ontsnappen. In een bad van letters en cijfers kun je
ook sterven.
Hij kent de effecten van zuurstofgebrek in de geest maar al te goed.
Hij wordt er elke dag mee geconfronteerd.
Als hij naar televisie kijkt. Als zijn collega’s hem papieren
aanreiken. Vroeger: als hij de rapporten van zijn kinderen bestudeerde
en voor de schone schijn door hun schriften bladerde. In postkantoor,
station, winkel. Wat was hij opgelucht toen de witte producten niet
langer in blanco dozen met een opschrift werden verpakt, maar de inhoud
ook met een fotootje werd geïllustreerd!
Telkens als hij in een situatie terechtkomt waarin er van hem wordt
verwacht dat hij in de wereld van geschreven woorden duikt, krijgt hij
het benauwd. Soms zo erg dat zijn handen beginnen te trillen, wat goed
uitkomt, want met bevende hand kan hij onmogelijk formulieren
ondertekenen, en dus neemt hij de papieren mee naar huis, waar zijn
vrouw ze aan hem voorleest, en waar ze zijn kribbel plaatst.
Heel soms beginnen zijn ogen te tranen. Dat is als hij tegenover die
enkele mensen zit, die weten dat hij analfabeet is. In hun gezelschap
gooit hij, vermoeid van het constante veinzen, geen dammen op.
Met de ogen vol water zegt hij dat hij zich schaamt voor zijn gebrek.
Dat hij ernaar verlangt om uit de schemer te treden.
Hij zegt dat hij ervan droomt om zichzelf te kunnen uitdrukken, en om
te kunnen lezen hoe iemand anders zich uitdrukt.
Toch wuift hij de opmerking dat het nooit te laat is om te leren met
grote gebaren weg.
Een vent van vijftig gaat toch niet naar school om het alfabet te
leren.