Maar liever dan naar school te gaan zou ze willen werken. Jammer
genoeg is er voor haar geen werk, hoewel ze goed kan poetsen, ‘limpiar’,
ze kent de kneepjes van dat vak, alleen moet ze voor elk
schoonmaakbedrijf eerst de taal kennen, dat begrijpt ze, en dat betreurt
ze. Zij en haar man hebben geld nodig. En ze is niet piepjong meer, dus
erg comfortabel voelen die schoolbanken niet aan.

Toch heeft ze in dit land al goed en hard gepoetst, tot knieën en
vingerknoken openlagen.

Dat was toen ze nog geen officiële papieren bezat. Toen poetste ze
voor een vrouw die woont in een van de weinige stadsstraten waar de
herenhuizen aanlegde voortuinen hebben, en met een fraaie garage zijn
toegerust. Toen de Guatemalteekse vrouw zag dat in dit land woningen
voor auto’s werden gebouwd, kon ze eerst haar ogen niet geloven. In haar
Guatemala hebben de mensen niet eens onderdak, laat staan hun auto’s.

Maar in dat ene herenhuis schuurde en schrobde ze dag en nacht.

Omdat de Guatemalteekse geen papieren had, en omdat de vrouw des
huizes die zwakke plek kende, werd ze niet in geld betaald maar met
dreigementen. Dat ze het niet in haar hoofd moest halen om te klagen,
want dat de politie dan snel voor de deur van de vluchtelinge zou staan.
Dat ze het niet moest wagen om niet op te dagen voor het werk, want dat
ze dan weer gauw op het vliegtuig huiswaarts zat.

Het is haar man die haar uit dit huis heeft weggehaald. En het is
samen met haar man dat de vrouw uit Guatemala nu bidt voor de ziel van
de vrouw uit de chique straat.