Die zin en dus de opvatting dat de vrouw slechts in staat is om literatuur van een triviaal echelon ‘te baren’ is nog maar dik vijftig jaar oud. In die halve eeuw is er gelukkig een en ander veranderd. Een dergelijke expliciet seksistische uitspraak zou vandaag, in onze ‘geëmancipeerde’ contreien althans, op verontwaardigde reacties van vrouwen én mannen kunnen rekenen.
En toch is er impliciet meer aan de hand. De Britse boekhandelketen Waterstone’s stelde vorige week een top 100 samen van de beste boeken van de afgelopen 25 jaar. In die lijst wordt méér dan twee derde door mannelijke auteurs ingevuld. Je zou zowaar gaan geloven dat die vrouwen die aan het niveau van mannen raken, inderdaad nog steeds ‘zeer zeldzame uitzonderingen’ zijn. Klinkklare onzin.
Alle vaak oprechte, hedendaagse verontwaardiging ten spijt, nog altijd zit het in de mens (m/v) ingebakken om de professionele prestaties van de vrouw aan haar sekse en dus aan haar benen, borsten en moederinstinct op te hangen, en om de prestaties van de man, conform zijn geslacht, als groots, krachtig en normbepalend te benaderen. Wie de ontwikkelingen in de maatschappij kritisch volgt, zal niet kunnen ontkennen dat in de intellectueel invloedrijke en/of machtsbepalende geledingen van onze samenleving aan mannen nog steeds met grote vanzelfsprekendheid een status wordt toegekend, terwijl ‘men’ vrouwen, met eenzelfde vanzelfsprekendheid, die status ontzegt. Wie die ‘men’ zijn? Mannen én vrouwen, want beiden houden dit mechanisme op ingewortelde wijze in stand.
Hoe verklaar je anders, aldus ook de cijfers van vorige week, de opvallende ondervertegenwoordiging van vrouwen in de museale collecties hedendaagse kunst van ons land? Hoe komt het anders dat, tijdens gesprekken over de Franse presidentsverkiezingen, herhaaldelijk de door mannen én vrouwen schaamteloos uitgesproken zin weerklinkt: “Maar is Ségolène Royal wel intelligent?” Een inhoudelijke twijfel die over Nicolas Sarkozy of andere mannen op hetzelfde niveau nooit geuit wordt.
Waarom anders, behalve dan omdat de status van de man er linguïstisch in verscholen ligt, is Els Van Weert, oh ironie, staatssecretaris (m) van Sociale Economie en geen staatssecretaresse? Toch omdat de taal de beeldvorming én de discriminatie versterkt en een secretaris (m) geassocieerd wordt met deskundigheid, ernst, actie, rationaliteit, kracht en ambitie. Terwijl een secretaresse (v) ook taalkundig tot een administratieve kracht wordt gereduceerd, en goed is voor orde, netheid, moederlijke bezorgdheid, liefelijke ondergeschiktheid en een boeket bloemen op secretaressedag.
Waarom anders, behalve omdat de bijdragen van vrouwen door de mens (m/v) systematisch als minderwaardig worden beschouwd, is in onze geëmancipeerde samenleving het loon van vrouwen nog altijd pijnlijk lager dan dat van hun mannelijke collega’s die dezelfde, evenwaardige functie uitoefenen? Waarom blijven die lonen ook lager, ondanks de confronterende cijfers, ondanks de zogenaamde geëmancipeerde werkgevers en ondanks het politiek gepreek over onze maatschappij van gelijke kansen?
Bleek vorige week, in het arrest van de Turkse DHKP-C-leden, ook niet dat de detachering van rechter Troch naar de rechtbank van Brugge verantwoord werd met de zin dat de aangeduide rechter, “mevrouw D’Hooghe zich beter geruggensteund zou weten door een mannelijke ervaren strafrechter”? Of hoe zelfs het hof van beroep van Gent, dat naar rechtvaardigheid zou moeten streven, meent dat intelligentie, standvastigheid, daadkracht en superioriteit in de penis schuilen. “Op enkele zeer zeldzame uitzonderingen na houdt rechtvaardigheid juist daar op waar vrouwelijke justitie begint.”
Seksisme en racisme hebben veel met elkaar gemeen. Beide vormen van discriminatie werken volgens het mechanisme van het systematisch – bewust en onbewust – onderwaarderen van de inhoudelijke kwaliteiten van diegene die anders is en niet beantwoordt aan de vertrouwde, veilige, maatschappelijke norm. ‘Auto-discriminatie’ is geen vreemd iets: heel wat vrouwen onderschatten zichzelf, en bevestigen daarmee de mannelijke superioriteit. Want ja, de man is, ook tegen wil en dank, in de meeste geledingen van onze maatschappij nog steeds de norm (al wordt, volledigheidshalve, ook hij op bepaalde fronten gediscrimineerd). Het grote verschil met een halve eeuw geleden is dat het seksisme vandaag niet zozeer meer openlijk beleden wordt, maar vooral op verdoken en impliciete wijze in het dagelijkse leven schuilt. Dat is gevaarlijk. Alles wat impliciet is, is moeilijk vast te grijpen. En is dus ook moeilijk te bestrijden.
Daarom is het belangrijk dat emancipatie door mannen en vrouwen blijvend als een werkwoord wordt beschouwd. Zowel mannen als vrouwen hebben baat bij een evenwaardige ontplooiing van iedereen die verschillend is; of het nu over seksen, rassen, klassen… gaat. Pas als meer verschillende individuen evenwaardig naast elkaar leven, pas als een veelheid van individuen elkaar evenwaardig stimuleert en waardeert, pas als complexiteit zegeviert, wordt de samenleving rijker. Want o ja, in een interview dat in 2000 met hem afgenomen werd, stelde diezelfde Adriaan Morriën “dat je bij mannen heel veel ziet van wat de Franse auteur Paul Léautaud ‘le tic professionel’ noemde: ze kunnen alleen nog in termen van hun beroep denken en ondergaan dan langzamerhand in hun leven een verschraling, een soort beroepsdeformatie”.
Hoog tijd voor iedereen (m/v) dus om te krijgen waar we recht op hebben. Op literatuurlijsten, kunstcollecties, politiek, bedrijfsleven, kranten… – een wereld quoi – die waarheidsgetrouwer, juister, rechtvaardiger, evenwichtiger en evenwaardiger zijn.