Op 1 mei 1945, één dag nadat Hilter zich een kogel door de kop joeg, brengen in de Oost-Duitse stad Demmin honderden moeders hun kinderen om. Nadien slaan ze de hand aan zichzelf. Het wordt de grootste collectieve zelfmoord van Duitsland. ‘Ik wil er niet over praten’, zegt een van de weinige getuigen van toen. ‘We moeten erover praten’, zegt een andere.
Tekst: Margot Vanderstraeten
Het vlakke en uitgestrekte landschap van de Oost-Duitse deelstaat Mecklenburg-Vorpommern doet niet vermoeden dat er zich hier, in de epiloog van de tweede wereldoorlog, een volkstragedie voltrok.
Het is een voorjaarsdag, net als toen. Honderden kraanvogels zijn op de velden geland, met hun ranke vormen en hoge poten kunnen ze, qua sierlijkheid, tippen aan de herten en reeën waarmee diezelfde velden en hun omringende bossen zijn bevolkt. Je kunt in dit noordoosten van Duitsland geen tien kilometer rijden, of er doemt een windmolenpark of een weide vol zonnepanelen op: de moderne tijd toont zich in eerste instantie via de nieuwe infrastructuur. Vele dorpen in dit gebied beantwoorden nog enigszins aan het clichébeeld van de DDR: ze zijn volgestouwd met grauwe woonblokken. Her en der duikt langs de weg een DDR-museum op. Als er geen coca-cola panelen aan de ‘vintage’-gevels hingen en er geen Volkswagens voor de deur stonden, zou je je nog in de jaren van het Ijzeren Gordijn wanen.
Ook Demmin – spreek uit: dé-mien – is een stad die het stempel van het nazisme en het communistische tijdperk in zich draagt, in beeld en geest. Voormalige Hanzestad, dat wel. Maar dan een met een zwaarte waaraan de andere Hanzesteden uit de regio zijn kunnen ontsnappen. Alleen de Evangelische Sint-Bartholomeuskerk – het protestantisme regeert hier – rijst statig op uit de mistroostige omgeving.
Schuldig landschap
Een gedeeltelijke verklaring voor deze troosteloosheid is te vinden op het kerkhof van Demmin, gelegen aan de invalsweg en omwald met een bakstenen muur. ‘U bent hier voor de massazelfmoord? Gaat u maar naar daar, achter het gebouw’, zegt een van de bewakers van het kerkhof.
Achter het gebouw ligt een perceel waarop enkele schrale berken en dennen groeien, en waarop een onopvallende obelisk met daarop een kruis staat. Het perceel is met molshopen gemazeld – een mooie metafoor voor het verleden dat zich hoe dan ook een weg naar het heden zoekt.
Of de man wat meer uitleg kan geven? ‘Nee, daar weet ik niets over.’
Demmin telde tijdens de tweede wereldoorlog vijftienduizend inwoners. Tegen 1945 verbleven er ook nog eens bijna evenveel Duitse vluchtelingen.
Dit perceel is het massagraf van diegenen die zich vlak na de capitulatie, op 1 mei 1945, van het leven beroofden. Hier rust samen met hen dus ook een van de grootste taboes van de Duitse geschiedenis.
Waanzin
Niemand weet precies hoeveel mensen zich in Demmin die lentedag het leven benamen; maar alle bronnen hebben het over minstens negenhonderd, en waarschijnlijk nog honderden meer.
‘Freitöte, am Sinn des Lebens irre geworden’,
zegt een klein plakkaat op een hoek van het kerkhofperceel. De vraag is hoe vrij de keuze voor je dood is, als je je in het midden van een massapsychose bevindt. En: van kinderen die door hun ouders opgehangen werden, of van wie de moeders de polsen doorsneden, kun je bezwaarlijk zeggen dat ze zichzelf vrijwillig hebben gedood.
Maar: alle mensen die rond de obelisk liggen, zijn ‘kleine Leute’, gewone mensen; geen vooraanstaande SS’ers of hoge piefen van de Wehrmacht. Ze zijn ‘op zoek naar de zin van het leven gek geworden’. Want toen de zelfgekozen dood van Hitler door de radio’s galmde en het Rode Leger in Demmin oprukte, zagen zij stilaan geen andere mogelijkheid dan het voorbeeld van de Führer te volgen.
Vluchten uit Demmin bleek immers onmogelijk. Toen het Duitse leger enkele dagen voordien Demmin had verlaten, had het alle bruggen opgeblazen die de Driestromenstad met het land verbond: opdat de Russen, op weg naar Berlijn, de stad niet makkelijk zouden binnenkomen. Bovendien had Hitler, met pil en kogel, aangetoond hoe je uit de handen van de Russen kon blijven. Deze kleine leute moesten – aldus hun innerlijke stem na elf jaar propaganda van het nazisme – hun Führer nadoen.
Daarbij komt dat de Russische militairen, die via de enige landweg met tanks waren binnengerold stevig huishielden in Demmin. Ze staken de stad in brand. Zij, nochtans officiële ‘bevrijders’, moordden, plunderden en verkrachtten- vaak voor de ogen van andere gezinsleden.
Ze probeerden zelfmoorden te verhinderen, niet om het leven van de Duitser te redden, maar om dat leven nog ondraaglijker te maken. De Russen haatten het fascisme en het Duitse volk,
dat aan het Oostfront oorlog had gevoerd met oog op de totale Vernietiging van de Bolsjevieken. Er vielen minstens 20 miljoen Sovjetdoden, en die hadden recht op wraak.
De mensen van Demmin sloegen in paniek. Hun angst was besmettelijk. Alle middelen die tot de eigen dood konden leiden, bleken welkom: wapens, scheermesjes, de strop, vergif, het water van de drie rivieren die in Demmin samenstromen en waarin veel kinderen verdronken. Lijken dreven in de rivier, aan de bomen bij de oevers bungelden lichamen, de oevers waren met doden bezaaid.

Het Duitse Oostfront kende na de oorlog meerdere zelfmoordepidemies. Nergens was de hel zo groot en vernietigend als hier. Het collectieve trauma van de overlevenden werd nog groter – en nog meer onderdrukt – toen Demmin na de oorlog deel werd van de DDR, en toen binnen de communistische propaganda de stelregel gold: ‘Over de Russen niets dan goeds.’ De tragische eerste mei werd officieel een feestelijke dag van de Arbeid; met parades en al.
‘Ich habe das nicht gewusst’.
Norbert Buske, theoloog en voormalig prediker in Berlijn, is een van de weinige nog levende ooggetuigen van die tijd. Hij is ook een van de weinigen die over dit weggedrukte hoofdstuk van de Duitse geschiedenis wil en kan spreken.
Want een andere getuige, Heinz-Gerard Quadt, nu 84 en tot enkele jaren geleden een van de belangrijke chroniqueurs van verhalen van overlevenden, kan het niet langer opbrengen om terug naar de ondraaglijke gebeurtenissen van mei 1945 te worden gekatapulteerd. ‘Ich habe mit dem Krieg nichts mehr zu tun!’ zegt hij een paar keer, en verder dan dat geraakt hij niet. Quadt, veertien ten tijde van de catastrofe en oudste zoon van vier, kon zijn moeder ervoor behoeden om samen met hem en zijn drie broertjes in het water te springen. Zijn vader was toen niet in Demmin. Ook dat was een gegeven: het ontbrak de stad aan het einde van de oorlog aan ‘jonge’ en gezonde mannen, die waren genseuveld of nog aan het front.
Vandaag woont Norbert Buske, die volgend jaar 80 wordt, in Greifswald, een vlakbij gelegen universiteitsstadje dat floreert. Buske is opgegroeid in Demmin. Hij was negen toen in zijn geboortestad de hel losbrak. Hij zegt dat hij graag over die hel wil spreken. Hij doet dat ook, maar met een grote emotionele afstand, en met de blik van een heemkundige, veel meer dan met die van een ervaringsdeskundige. Buske heeft meerdere boeken op zijn naam, over kunst-en kerkgeschiedenis. Ook over het Oorlogseinde in Demmin schreef hij: het werd een dun historisch document met Lutheraans inslag en zonder echte persoonlijke herinneringen.
‘Ik herinner me niet veel van die nadagen van de oorlog. Ik weet ook niet hoe ik me voelde. Ik heb vriendjes verloren, ja, natuurlijk, maar ook daar weet ik niets meer van. Tijdens de oorlog gingen we niet naar een echte school, er waren geen hechte banden, we kregen ‘noodonderwijs’. Hoe het rook in de stad? Weet ik niet. De stad werd door de Russen plat gebrand, dus het zal naar brand hebben geroken. Wij woonden niet aan het water waar moeders hun kinderen hielpen verdrinken en zich daarna ophingen. Wij woonden hogerop. Mijn vader was nog aan het front, hij is pas in januari 1946 weer thuis gekomen. Ja, zijn thuiskomst herinner ik me nog wel. Hij kwam met de trein en arriveerde juist op mijn verjaardag! Wij waren blij. Een paar jaar na zijn thuiskomst is mijn vader helaas aan tbc overleden. Ik heb hem dus maar heel kort gekend.
Ik herinner me niet meer hoe mijn vader reageerde toen hij zijn stad zo plat gebrand en compleet verwoest zag, toen hij over de zelfdodingen vernam, … Ons gezin was erg gelovig. Ons protestantisme heeft mijn moeder zeker kracht gegeven. Zelfdoding en onze geloofsbelijdenis waren moeilijk verenigbaar, maar dat gold voor meerdere mensen, en toch heeft dat hen niet kunnen tegenhouden. Los van dat geloof hadden wij natuurlijk ook een sterke familieband. De grootouders van beide kanten woonden in Demmin. We werden door hen gesteund.’
‘Ik herinner me niet dat ik heb getreurd. Volgens mij hadden we geen tijd om te treuren. Het leven ging door, het overleven.
Ik begrijp het afsluitmechanisme van de heer Quadt. Maar toch. We zijn nog maar met een handvol ooggetuigen van toen. Ik vind dat we verplicht zijn om er openlijk over te praten.’
‘Willst du nicht mein Bruder sein, so schlag ich dir den Schädel ein.’
Buske: ‘We moeten mensen aanzetten tot nadenken. We moeten hun geest uitdagen. Het gaat hier niet om het persoonlijke verhaal, laat me wel wezen. Het wezenlijke vraagstuk van Demmin luidt: hoe heeft de mens elke vorm van logisch redeneren kunnen verliezen? Hoe hebben moeders en ook vaders zich zo door een ideologie kunnen laten vangen dat ze aan het eind daarvan slechts een uitweg zagen: met het hele gezin te sterven? We moeten de mechanismen die tot deze waanzin hebben kunnen leiden, blootleggen, opdat een dergelijke catastrofe nooit meer zo ver zou kunnen gebeuren, opdat de mens zich geestelijk wapent tegen dit soort fundamentalisme.
Waren al die mensen die zichzelf doodden fanatieke nazi’s? Nee. De meeste moeders wisten niet eens wat er daadwerkelijk aan het front gebeurde. Bijna alle oorlogsinformatie bereikte hen via de formele kanalen, via Goebbels dus. De Russen werden in deze nazipropaganda uiteraard als duivels afgeschilderd; ze dronken bloed van kinderen, sneden tongen af, … Hun angst werd zo groot dat ze er gek van werden.




Mijn punt is: ideologische waanzin is van alle tijden. Dus moet waakzaamheid ook van alle tijden zijn. En dan heb ik het niet eens over Syrië-strijders. Kijk gewoon naar wat er vlakbij huis gebeurt, nu in Rusland. De cultstatus rond Poetin: ik volg de beeldvorming rond hem met grote aandacht en achterdocht. Er is sprake van blind geloof, van mythevorming, van misvorming. Het nationalisme neemt trouwens in heel Europa weer groteske vormen aan.’
Buske had het geluk om, ten tijde van de DDR, toelating te krijgen tot de theologie-opleiding in Berlijn. ‘Tijdens de DDR-periode waren universiteiten uitsluitend toegankelijk voor arbeiderskinderen en voor de socialistische intelligentsia. Wij behoorden tot geen van de twee.’
Als student en later als dominee kreeg hij toestemming om binnen de Socialistische landen te reizen. ‘Stalin en Hitler waren aan elkaar gewaagd. In feite is het basismechanisme van hun ideologie, van elke ideologie, identiek: ‘Alle Menschen werden Bruder’, luidt het in het begin. Vervolgens wordt de mens verleid met de boodschap dat we samen naar een betere wereld zullen streven. Dat paradijs wordt als een makkelijk doel voorop gesteld. Alles verloopt goed en wel. Tot iemand protest aantekent, en niet veel zin heeft om zich bij de ander, met wiens ideeën hij niet akkoord kan gaan, aan te sluiten. Dan zegt de ideologie: ‘Willst du nicht mein Bruder sein, so schlag ich dir den Schädel ein.’
De natuurkundige in Merkel
‘Ik heb het fascisme en het communisme van binnenuit beleefd, al was ik onder het naziregime natuurlijk nog een klein kind. Ik denk dat u snapt waarom ik de pragmatische houding van Frau Merkel waardeer en waarom ik lid ben van de CDU. Merkel handelt vanuit een compromis en niet vanuit een ideologie. Volgens mij komt dat doordat ze een wetenschappelijke achtergrond heeft. Merkel is natuurkundige. Ze heeft oog voor de praktische kant der dingen. Als één werkwijze niet werkt, moet er een andere worden gezocht, zo eenvoudig kan het logisch denken zijn. Het is mijn overtuiging dat de politieke wereld meer wetenschappelijke geesten kan gebruiken, en minder juristen – daarvan krioelt het – nodig heeft. Het is mijn overtuiging dat de wereld er dan beter aan toe zou zijn.’
Zwijgen, vergeten, verdringen, vertekenen
Je zou denken dat de val van de Muur en de daarop volgende ontbinding van de DDR ervoor gezorgd hebben dat de collectieve wanhoopsdaad van 1 mei 1945 vandaag, zeventig jaar na de feiten, in Duitsland openlijk besproken kan worden. Dat is slechts gedeeltelijk waar. Het is niet omdat iets mag, dat het ook kan, of dat het ook gebeurt.
Er zijn vele brieven van overlevende getuigen verzameld. Voornoemde Heinz-Gerard Quadt kreeg midden jaren negentig van de Demminse burgemeester de opdracht overlevenden te interviewen, hun verhalen te registreren. Die verhalen zijn gebundeld. Ze konden op veel waardering rekenen. ‘Wat goed dat dit leed eindelijk gedeeld wordt. ‘ De verhalen zitten echter ook vol tegenstrijdigheden. Net zoals de getuigenissen die de West-Duitse historicus Florian Huber (1967) recentelijk uitbracht in zijn aanbevelenswaardig boek ‘Kind, versprich mir, dass du dich erschieBt’ (Kind, beloof me dat je jezelf doodschiet.) Demmin heeft niet één waarheid. Demmin heeft er vele.
Tijdens de DDR, tot 1990, mocht er niet openlijk over deze zelfdodingscatastrofe worden gesproken. Verhalen die meer dan een halve eeuw verzwegen moeten worden, hebben de neiging om van de waarheid af te wijken. Zeker als ze vol dood, geweld en angst zitten.
Maar ook na de DDR wisten de overlevenden, net als Duitse historici, zich niet echt raad met deze epiloog van het Derde Rijk. Volgens de boekhandelaar in Demmin wordt het werk van Huber – dat prominent aan de kassabalie pronkt – door alle lagen van de bevolking gekocht. ‘Men spreekt niet over die massazelfmoord, maar men leest erover. Iedereen heeft wel een kennis, vriend of familielid dat erbij betrokken was. De tragedie leeft, maar in stilte.’
De bruggen van de stad werden op 1 mei 1945 verbrand. De bruggen naar de waarheid gingen die dag misschien ook in de rook op. Daarom zijn er getuigen, boeken, brieven, verhalen en verslagen: molshopen van de geest.



