Hij stond op het dak van het nieuwe bibliotheekgebouw; onder een felblauwe hemel, die slechts hier en daar getooid was met een plukje wolk; alsof Magritte het spel van bovenuit regisseerde. Zijn hele wezen was verlicht door de zon. De lente bevat belofte. Maar tegenover het vuur dat stadsdichter Ramsey Nasr vorige week stond uit te stralen, verschraalt zelfs dit seizoen. Nasr was, wellicht voor een fotosessie, op het dak van bibliotheek Permeke geklommen vanwaar hij vol verwondering, tevredenheid, ambitie, ontroering en verstrooidheid over zijn stad en haar pleinen uitkeek. Die mengeling van gevoelens moet in zijn binnenste voor een roes gezorgd hebben waar elke drugsverslaafde in de buurt hem voor zal benijden.
Want daar gaat het hier om. Iedereen weet dat het De Coninckplein hét drugsoord bij uitstek is. Wie dope zoekt, is hier aan het juiste adres. Wie het niet zoekt, krijgt het hier meer dan eens onder zijn neus geduwd. Maar, en dat is de cruciale vraag, kan en moet het woord (de bibliotheek) dat beeld veranderen? Kun je een drugsscène, die niet van de ene op de andere dag ontstaat, kunstmatig verplaatsen? De vraag is even complex als het antwoord.
Een feit is dat er bij het ontstaan en het vergaan van een drugsscène altijd sociale en economische factoren meespelen. Zo zul je nergens een drugsgebruikerbuurt aantreffen als er niet ook leegstaande panden staan, als er geen spotgoedkope en onwettige huurmogelijkheden zijn, als je niet ergens illegaal kunt onderduiken. Dealen, gebruiken en helen: het zijn nu eenmaal bezigheden die de juiste voorwaarden vereisen. Inspirerend detail: de nieuwe stadsbibliotheek bevindt zich in een gebouw dat, hoewel dichtgespijkerd, meer dan vijftien jaar heeft staan verkrotten. In de oude Ford-garage waar vandaag de boeken keurig gerangschikt staan, werd het laatste decennium alles behalve olie geïnjecteerd.
Nog een feit is dat je in het Westen amper een drugsgebruikerbuurt aantreft zonder een hulpverleningscentrum. Naast de behoefte aan louche en illegale praktijken leeft ook de behoefte aan een formele plek. Zo komt het dus dat de grootste twee drughulpverleningsorganisaties van Antwerpen (Free Clinic en Dagcentrum de Sleutel) hun intrek vlakbij het De Coninckplein, dus vlakbij hun doelgroep, genomen hebben. Wat dan hoogstwaarschijnlijk weer drugsgebruikers van verderop naar het plein lokt. En: wat zonder meer dealers van overal aantrekt.
Maar daarin zal dus verandering komen. Als het van het stadsbestuur afhangt – en daar hangt het onder andere financieel van af – verhuist de volledige werking van het drughulpverleningscentrum Free Clinic binnenkort naar ‘t Schijnpoort, ruim een kilometer verderop noordwaarts. “Het begin van het einde”, zegt de een. “Het begin van een nieuw begin”, zegt de ander.
Philippe De Craene – cliënt bij Free Clinic en ex-harddrugsverslaafde
‘Voor het beleid zijn wij vuilnis. Na ons volgen de heroïne-hoeren, en dan de Afrikanen’
‘Tien jaar geleden ben ik, dankzij Free Clinic, afgekickt van smack. Sindsdien ben ik er cliënt gebleven. Ik bezoek bij Free Clinic de arts; die volgt mijn gezondheid op. Ik (nu 57) ben meer dan dertig jaar aan harddrugs verslaafd geweest: daaraan heb ik hepatitis C overgehouden. Correctie: daaraan zou ik hepatitis C hebben overgehouden, want mijn moeder heeft dezelfde ziekte, en die heeft nooit spuiten gedeeld. Om maar te zeggen: we weten niet waar dat kwaad in mijn lever vandaan komt.
“Maar ik ga vooral naar Free Clinic omdat ik medewerker ben van vzw Volvox, een zelforganisatie van drugsgebruikers. Bij Free Clinic loop ik onze doelgroep tegen het lijf. Verslaafden komen er hun methadon halen, maar ze krijgen er ook psychische begeleiding, of hulp met praktische zaken zoals huisvesting, relatieproblemen en noem maar op.
“Ik vind Free Clinic een goede kliniek omdat iedereen er toegang toe heeft. De drempel is heel laag, in tegenstelling tot bijvoorbeeld in een gewoon ziekenhuis. Daar verzorgen ze je niet als je niet in orde bent met je papieren en met het Riziv; en in een ziekenhuis moet de patiënt of het OCMW ook vaak een borg betalen voor de verzorging verleend wordt. Tja, en dan weet je het wel.
“Er is veel smack in ‘t Stad. En dan bedoel ik niet alleen op het De Coninckplein, hé. Smack, dat bruine poeder dat in kleine, in stukjes vuilniszak gewikkelde bolletjes verkocht wordt, zit overal. Je moet dat aan het telefoonverkeer kunnen zien. Elke dag rond een uur of één, als al die gebruikers wakker worden en naar hun dealers en runners beginnen te bellen, dan moet dat telefoonverkeer pieken ‘van het kan niet meer’.
“Maar niet iedereen die aan de coke of de heroïne zit, heeft een probleem, natuurlijk. Veel gebruikers hebben hun verslaving onder controle en hebben tussen het spuiten en ‘basen’ (inhaleren via een buisje van aluminiumfolie) door een goede baan, een relatie, een huis, noem maar op. Dat zijn de verslaafden die hun spul kunnen betalen. Die komen niet naar Free Clinic. Wie naar Free Clinic komt, heeft niet één maar talrijke problemen. Drugs is er maar één van, naast huisvesting, werk, gezondheid, relaties, schulden, strafregister, scholing. Alleen: hoe meer problemen een verslaafde heeft, hoe meer drugs hij nodig heeft om ze te vergeten. En hoe meer drugs een verslaafde nodig heeft, hoe dieper hij zich in de problemen werkt. Je mag het van me aannemen: coke en smack (de straatnaam voor heroïne) slorpen alles op, soms tot 2.500 euro per maand.
“En toch: zolang er mensen zijn, zullen er drugs bestaan. En zolang drugs in het zwarte circuit verhandeld worden, is er misbruik en controleverlies. Kijk naar het De Coninckplein en stel je voor dat je een verslaafde bent die wilt afkicken. Dan moet je verdomme al sterk zijn om elke dag voorbij die hele haag van opdringerige dealers te stappen. Maar tegen die gasten wordt amper opgetreden. Ik weet niet waarom. Wellicht omdat het geen zin heeft. Omdat de dealers, als ze een paar uur vastgezeten hebben, toch weer op straat mogen. En ook omdat, als er vandaag eentje gearresteerd wordt, er morgen twee anderen in zijn plaats komen. De runners die op het plein staan, zijn natuurlijk klein grut. Hogerop: daar valt veel te halen. Maar daar durft de politie niet te komen, omdat ze dan op hun eigen mensen stuiten; zeg dat ik het gezegd heb.
“Ik weet zeker dat een crisis in de drugsvoorraad voor heel wat zware drugsverslaafden een redding zou betekenen. Ze zouden geen andere keuze hebben dan fysiek af te kicken. Zo’n cold turkey is heftig en fel. De hel maar dan in ‘t ijskoud. Daarom dat slechts weinigen doorzetten, omdat het er zo afschuwelijk en zo hard is. De fysieke ontwenning – slechts één maar een belangrijk onderdeel van het afkicken – duurt een week. Alleen komt het bij de meeste harddrugsverslaafden nooit zover: er is, in tegenstelling tot vroeger, geen tekort aan dope meer. Alles is verkrijgbaar, zoveel je maar wilt.
“Ik weet van heel wat cliënten van Free Clinic dat ze multigebruikers zijn: ze pakken methadon, heroïne, coke, alcohol, geneesmiddelen, speed, enzovoort. Sommigen gaan op het plein zitten, met hun sixpack. Ze drinken en slikken en hangen rond; ze wachten op hun dealers. Of ze proberen hun zojuist voorgeschreven pillen aan iemand te verkopen. Ik snap goed dat de buurtbewoners niet op hun luidruchtige en misschien wel intimiderende aanwezigheid gesteld zijn. En ik weet ook dat de toename van cokegebruikers voor een toename van agressie zorgt. Want smack is een drug die je rustig maakt, maar coke maakt je scherp en fokt je op, het fokt je zodanig op dat je smack nodig hebt om weer te kalmeren. Dus alle begrip voor de aangekaarte ‘overlast’. Ik kan alleen niet verdragen dat het stadsbestuur niet naar ons luistert. En ik kan niet verdragen dat we naar ‘t Schijnpoort gestuurd worden. Het zal een mooi pand zijn, daar twijfel ik niet aan. Maar ik twijfel er ook niet aan dat het stadsbestuur deze buurt opkuist, en dat wij volgens de beleidsmensen bij het vuilnis horen. Na ons zullen de heroïnehoeren komen; de zwakste groep in onze maatschappij. En na de heroïnehoeren krijgen we de Afrikanen. Ik voorspel hun verhuizing nu al. Het is de wet van de immobiliën die telt. En het is het zwaard van het Vlaams Belang dat boven elke beslissing van het huidige stadsbestuur hangt. Opgekuist staat netjes; en in Antwerpen moeten sociale zaken onderdoen voor veiligheid. Free Clinic is te groot geworden, daarover ben ik het eens. Maar iedereen die met drugsbeleid bezig is, weet dat het zinvoller is om gebruikers te verspreiden over een stad, in plaats van ze naar één groot centrum te verdrijven. Een stad, het centrum van een stad, is een kluwen van mensen, nationaliteiten en sociale klassen; daarin zou voor iedereen plaats moeten zijn. Je hebt toch geen flash nodig om dat te beseffen, zeker?”
Tino Ruyters – algemeen directeur Free Clinic
‘In Antwerpen wint de overlastbestrijding het van de hulpverlening. Hoe zou ik daar blij mee kunnen zijn?’
“Free Clinic is een medisch sociaal opvangcentrum; met de nadruk op het medische aspect, want het is dankzij dat luik dat onze drempel zo laag is. Wij reiken wekelijks aan gemiddeld 250 verschillende harddrugsverslaafden methadon aan; een aantal daarvan bezoekt ons tot zes keer per week. Methadon, het substituut voor heroïne, is een lokaas waarmee we onze doelgroep aantrekken; het staat ons toe om cliënten te spreken, hun lichamelijke problemen op te volgen en hun verslavingsproblematiek in kaart te brengen. Aan het nut en de noodzaak van dit werk twijfelt niemand meer. De overheid weet intussen dat een samenleving zonder drugs een utopie is, en dat het zinvoller is om de drugsverslaafden te helpen in plaats van ze nog meer te marginaliseren.
“Onze cliënten moeten officieel in orde zijn met het Riziv, maar we helpen iedereen die hulp nodig heeft Het is belangrijk dat deze mensen niet nog dieper in hun dal belanden. Wij doen ook aan spuitenruil; 95 procent van de gebruikte spuiten wordt ingeleverd en geruild voor nieuwe. Dat is een manier om de volksgezondheid (bijvoorbeeld hepatitis C en hiv-overdracht) te controleren én om de overlast in te perken. Een verslaving stabiliseren is een eerste stap. Lukt dat, dan kunnen we verder werken aan de woonsituatie, relaties, werk… Want bij Free Clinic werken niet alleen artsen maar ook maatschappelijk werkers, psychologen en sociaal assistenten. Die kunnen nu, door het veel te hoge aantal cliënten, hun werk niet fatsoenlijk doen, zodat het er vaak op neer komt dat we louter en alleen voor dealer spelen. Dat is frustrerend en funest, voor iedereen. Opvallend is wel dat het aantal heroïneverslaafden afneemt, en dat coke de voornaamste straatdrug is geworden. Dat heeft het grote nadeel dat we geen substituut kunnen aanreiken. Er is geen medische en veilige variant voor coke. Cokeverslaafden zijn scherper, harder, ontoegankelijker en agressiever. Dat maakt de hulpverlening moeilijker, en de overlast groter. Want wij erkennen dat onze doelgroep die hier soms voor de deur hangt, op de stoepen zit, naar het plein trekt, voor problemen zorgt. En wij willen die overlast in geen geval minimaliseren. Maar aan uitvergrotingen doen we evenmin mee. Kijk, het stadsbestuur heeft eind vorig jaar een onderzoek laten uitvoeren naar de drugsproblematiek in de Atheneumbuurt. Voor die studie werden alle betrokken partijen geconsulteerd; bewoners, gebruikers, hulpverleners. Daarnaast werd er een vergelijking gemaakt met andere, ook buitenlandse steden. Wel, de voornaamste conclusie van dat onderzoek was dat een spreiding van de drugshulpverlening de beste oplossing is. Nu willen wij gerust verhuizen, hoor. Wij willen ook naar ‘t Schijnpoort. Een gebouw dat in een open ruimte ligt, en via een brede straat van woonhuizen is gescheiden. De accommodatie zal schitterend zijn; maar wat met de sociale controle? Wat met de veiligheid van onze eigen personeelsleden, als die in een afgezonderd centrum moeten werken waar niemand aanwezig is om eender welke bedreiging van veiligheid te signaleren? Ook om die reden hoort een drugshulpverleningscentrum ingebed te zijn in een maatschappij. Dat we naast ‘t Schijnpoort niet nog enkele kleinere hulpverleningscentra kunnen uitbouwen, stuit ons dus tegen de borst. Net zoals het feit dat we hier, aan het De Coninckplein, niet nog een beperkte vaste stek kunnen behouden. De bibliotheek is een schitterende impuls voor de buurt. Die nieuwe positieve kracht moet het juist mogelijk maken een beperkt aantal zwakkeren beter te dragen. Maar in Antwerpen wint de overlastbestrijding het helaas van de hulpverlening. Hoe zou ik, hulpverlener, daar blij mee kunnen zijn.”
Tuur van Wallendael – Antwerps schepen (SP.A) van Sociale Zaken
‘Wij hebben als stadsbestuur naar de buurtbewoners geluisterd. Noem dat links of rechts, of om het even wat’
“Een kind dat straks naar de bibliotheek op het De Coninckplein gaat, mag niet oog in oog komen te staan met een drugsgebruiker; zo simpel is dat. En het mag ook niet struikelen over een spuit, al moet ik zeggen dat ik, die al mijn hele leven in de buurt vertoef, zelden of nooit een spuit heb gevonden. Eentje, geloof ik, in al die jaren. Maar je zult de werknemers van de vakbondscentrale BBTK (in de nabijgelegen Van Arteveldestraat) andere verhalen horen vertellen: hun toiletten lagen vol spuiten. De overlast moet weg. En overlast beslaat ook het rondhanggedrag dat, nu het mooi weer wordt, weer zal toenemen. Plus de criminaliteit van het hele circuit, hé: dealers en runners die hun illegale waren verkopen, gebruikers die hun diefstallen helen, en dan de gebruikers die belaagd worden door dealers, gebruikers die obsessief aan geld moeten zien te geraken; al die storende en veiligheidsbedreigende factoren willen wij eruit. ‘Geen last meer’, dat is ons streven. Het plein moet rustig worden. En om die rust een duw te geven, is het beter dat Free Clinic vertrekt. Noem dat een rechtse oplossing, noem het links, noem het wat u maar wilt. Wij hebben als stadsbestuur naar de buurtbewoners geluisterd, naar de stem van het volk dus. Noemt u dat ook maar links, of rechts, of wat u maar wilt. Ik, wij, willen dat niets nog stoort, basta. Ook al beseffen we goed dat het om een verplaatsing van die overlast zal gaan. Toen wij de straatprostitutie uit de Atheneumbuurt hebben bestreden, ging dat ook gepaard met een stijging van tippelaarsters in steden als Rotterdam, Charleroi, Luik en Rijsel. Maar Free Clinic moet niet klagen. We sturen die mensen niet naar het kamp van Breendonk, hé; het centrum zal er op een professionele accommodatie kunnen rekenen. Ze zullen er veel beter werk kunnen verrichten dan in hun huidige, uit zijn voegen gebarsten pand. Ze zullen geïsoleerd zitten, jawel, maar dat vergemakkelijkt juist de politiecontrole. Dealers en runners zullen er niet zo gemakkelijk hun draai kunnen vinden. Maar ik geef het toe, deconcentratie zou inderdaad de ideale oplossing zijn. Alleen hebben we daar het geld en de mogelijkheden niet voor. Free Clinic draagt in dit verhaal trouwens zelf een grote verantwoordelijkheid: waarom heeft de vzw niet zelf andere kleinere centra geopend? Waarom wachten ze op ons? Wij staan slechts voor een gedeelte van hun werkingsbudget in; het overgrote deel komt van het Riziv. Weet u: het stadsbestuur moet doen wat we beloofd hebben: het plein overlastvrij maken. De Antwerpenaren hebben die zekerheid nodig, en wij zijn verplicht hen die te bieden. En daarnaast moeten Free Clinic en de andere centra zich realiseren dat we allemaal aan hetzelfde zeel trekken: we streven naar een betere hulpverlening voor de drugsgebruikers. Dat heeft niets met het Vlaams Belang te maken, maar alles met het volk. Want laat dit duidelijk zijn: van die partij die zegt ‘weg ermee, hunne kop eraf’ willen we niet weten.”
Brice De Ruyver – criminoloog, medewerker van onderzoeksprogramma Drugs en Overlast, veiligheidsadviseur van premier Verhofstadt
‘De negatieve invloed van overlast kan alle andere grote inspanningen in de omgeving gewoon van tafel vegen’
“Het is duidelijk dat de sterke aanwezigheid van het Vlaams Belang het niet meer mogelijk maakt om in Antwerpen objectief over overlast te spreken. Alles wat met veiligheid te maken heeft, krijgt meteen een emotionele lading. Bovendien wordt in Antwerpen ook alles uitvergroot – ongeacht het onderwerp. Maar om met een objectieve definitie van start te gaan: er is sprake van overlast als het openbare domein door bepaalde groepen exclusief geclaimd wordt. En wat betreft het De Coninckplein: daar geven alle betrokken partijen (hulpverleningscentra, drugsgebruikers en buurtbewoners) de overlastproblemen toe; en omdat iedereen – losstaand van de invloed van het Belang – vanuit zijn eigen kleine belang redeneert, lopen de meningen over de oplossingen van het probleem uiteraard uiteen.
“Kijk, het profiel van de cliënt van Free Clinic is mannelijk en ouder dan 35 jaar. Dat betekent dus dat hij al een verslavingsgeschiedenis van ongeveer twintig jaar achter de rug heeft, en al allerhande andere centra zal hebben uitgeprobeerd. Het gaat dus om een zeer marginale groep. Wel, als deze problematische cliënten duizend keer per week (250 cliënten, een deel daarvan komt meerdere malen per week) in een te klein geworden centrum in een woonbuurt komen, dan weet je dat de situatie aan ontwikkeling toe is. De vraag is alleen: hoe lost een stad dit probleem op, en wat is de juiste oplossing? Eenvoudig is dat niet, hoor. Zo heeft onderzoek bijvoorbeeld al aangetoond dat, naarmate de zichtbaarheid van drugsgebruikers toeneemt, bij buurtbewoners ook de perceptie van overlast toeneemt. Minder drugscliënten, dus minder zichtbaarheid, zou al per definitie voor minder ‘overlastgevoel’ zorgen. Want hoe groter het subjectieve overlastgevoel, hoe groter ook het gevoel vervreemd te zijn van de eigen woonbuurt. Maar ook drugshulpverleningscentra zelf moeten strenger optreden, want er is zonder meer sprake van overconsumptie. Sommige gebruikers gaan van centrum a naar b en dan weer van b naar a; en niemand die er wat van zegt. Daar is evengoed werk aan de winkel.
“Ik geloof – en dat blijkt ook uit allerhande studies – dat het hoe dan ook verstandig is de concentratie van drugshulpverlening af te bouwen. Het lijkt me voor Antwerpen dan ook zinvol om, op termijn, naast ‘t Schijnpoort toch ook nog kleinere hulpverleningscentra op te zetten. Maar laten we naar andere steden kijken. In Amsterdam heeft men elke structurele vorm van drugshulpverlening uit de kernstad weggehaald; je moet er nu vijftien minuten wandelen om, aan de rand, verscheidene, kleinschaligere eenheden te vinden. Een beslissing die uiteindelijk voor iedereen positief is gebleken. Het spreekt voor zich dat die drugshulpverleningscentra ingebed zijn in gewone buurten; er mogen geen getto’s gecreëerd worden.
“Waar overlast heerst, zien omwonenden hun levenskwaliteit dalen, en meer dan dat. De negatieve invloed van overlast kan ook verder, nationaal en internationaal, uitstralen en alle grote inspanningen en investeringen die er in de omgeving gebeuren, gewoon van tafel vegen. Dat heet ‘economische overlast’. De bibliotheek aan het De Coninckplein is uiteraard niet alleen een financiële maar ook een sociaal-culturele investering. En die moet slagen, punt uit. Dus worden er geen risico’s genomen. Ik begrijp dat, omdat ik door de delicate politieke context van de stad heen kijk. In Luik heeft men, om de noodzakelijke investeringen in het centrum te valoriseren, de zware drugsgebruikers ook uit de binnenstad verdreven en ze naar verscheidene kleine hulpverleningscentra buiten de kernstad geleid. Dat heeft voor positieve impulsen gezorgd. Maar ik wil Antwerpen niet met Luik vergelijken. En dat men ook niet aankomt met Charleroi. De sociaal-economische randvoorwaarden in deze steden zijn totaal verschillend van die in Antwerpen. Antwerpen is een fascinerende stad, vol sociale, economische en culturele potentie.
“Alleen een volwaardig en integraal overlastbeleid kan de kwaliteit van het buurtleven opkrikken en de verzuring – en daar gaat het tenslotte om – bestrijden. Want de leefbaarheid van een buurt is met verschillende aspecten van de samenleving verweven. Neem huisvesting. Waar huisjesmelkerij, verkrotting en verloedering regeren, neemt de leefbaarheid af. Ruimtelijke ordening, de toegankelijkheid en de functie van openbare ruimten, ook die spelen een voorname rol. En ook daarin hoort de stad haar verantwoordelijkheden te nemen. Net zoals stadsvernieuwing en milieu. Het is toch logisch dat het algemeen welzijn toeneemt, als er aan sluikstort consequent – en ik bedoel dan: met duidelijke sancties – paal en perk gesteld wordt. Maar een integraal beleid houdt ook een evenwichtsoefening in. Zeker in deze tijden van toenemend individualisme en dus van minder tolerantie, heeft de overheid de taak dirigistisch op te treden. Een overheid moet niet alleen onveiligheid, overlast bestrijden en problemen oplossen, maar heeft ook de taak om op een constructieve manier een bepaalde graad van solidariteit binnen een maatschappij na te streven. In Gent heeft de universiteit destijds hoge boetes opgelopen omdat ze haar panden bij de Korte Meer liet verkrotten. Ze zat te speculeren op betere tijden en mooie winsten – gelukkig hebben overheidsmaatregelen die praktijken de das omgedaan. Nu staan er opgeknapte panden. Eenzelfde houding zou Antwerpen ook moeten aannemen. De rijkdom van de Atheneumbuurt schuilt in het multiculturele karakter. Maar al die verschillende nationaliteiten vormen ook de achillespees van de wijk. Het zou jammer zijn als straks de zwarte Afrikanen, die zich trouwens zeer erg storen aan de drugsgebruikers, niet meer op het plein kunnen wonen, omdat de huurprijzen zo sterk de hoogte in zijn gegaan. Leefbaarheid gaat niet alleen over zichtbaarheid en overlast, maar over o zo veel meer.”
Marleen Vervaet – buurtbewoonster en drijvende kracht achter allerlei buurtinitiatieven
‘Ik houd niet van bewoners en bewonersgroepen uit de buurt die altijd maar klagen maar geen positieve acties op poten zetten’
“Ik woon al 25 jaar in de Van Stralenstraat, vlakbij het De Coninckplein. Ik ken de buurt en dus ook de kleine kern junks die zich op het plein verzamelt. En zij kennen mij omdat ik de drijvende kracht ben achter de muziekfestivals op het plein (Muziek in de Wijk). Elk jaar helpen de junks mee met het plaatsen van tafels en stoelen. Ze beginnen er nu alweer naar te vragen, naar dat zomerfestival. Of het er dit jaar toch wel zal zijn. Ook zij kijken naar die feesten uit.
“Ik moet dingen kunnen organiseren. Mensen van verschillende pluimage kunnen samenbrengen. Ik houd niet van bewoners en bewonersgroepen uit de buurt die altijd maar klagen, maar geen positieve acties op poten zetten. Zo roepen de leden van bewonersgroep De Bilzen (150 leden) misschien wel het hardst, en worden ze door het stadsbestuur ook wel het best gehoord: als puntje bij paaltje komt, zijn het niet zij, maar wij die, bijvoorbeeld, een lenteactie organiseren. Wij, dat zijn tientallen mensen uit de buurt die zich spontaan verenigen en samen positieve acties op touw zetten.
“Ik besef dat onze samenleving veelzijdig is. En ik wil met die veelzijdigheid leven. Dat kan naïef en idealistisch klinken, maar wie ervoor kiest om in deze buurt te komen wonen, kiest ook voor de eigenschappen die bij een stationsbuurt horen. Als je aan een luchthaven gaat wonen, weet je toch ook dat er regelmatig vliegtuigen overvliegen? Daar ben ik dus bang voor. Dat de authenticiteit van de buurt verloren zal gaan. De leden van De Bilzen noemen het verdwijnen van Free Clinic positief. Ik kan dat dus niet beamen. De komst van bibliotheek Permeke, dat vind ik pas positief. Ik wil de problemen niet van tafel vegen, pas op. Er moeten veranderingen komen. Maar ik wil ook dat deze buurt van de mensen blijft. Deze wijk mag niet een soort Zuid worden, of een Dageraadplaats (twee voormalige Antwerpse volkswijken die op korte tijd hip geworden zijn, met als gevolg de vastgoedprijzenslag én de verhuizing van de oorspronkelijke bewoners, MVDS). Al weet ik dat heel wat huiseigenaars dat wel willen. Zij willen dat hun panden opbrengen. Ik wil dat het sociale en culturele leven opbrengt.”