Dezelfde dag dat de Nederlanders in de krant om de landelijke verrijzenis van hun koeien smeekten: een meisje van vijf op bezoek. Belgische nationaliteit. Niet-stedelijk. Ik zeg haar dat we samen frieten gaan maken. Ik neem een zestal dikke aardappelen en begin te jassen. Ze is op een omgekeerd wijnkistje geklommen om te kunnen kijken. Wat ze ziet, stelt haar diep teleur: “Ik dacht dat we frieten gingen maken, geen aardappelen!” Pas toen de frieten gesneden en – tweemaal! – gebakken waren, geloofde ze het. Frieten zijn gebakken aardappelstaafjes.

Voorgaande voorbeelden uit het dagelijkse leven zijn sinds de (noodzakelijke) opkomst van de voedingsindustrie niets nieuws onder de zon. Net zoals het niet langer nieuw is dat tonnen Nederlandse maatjes uit Noorwegen en Denemarken komen. Of dat de Spaanse ham die u straks opdient, afkomstig is van vetgemeste Hollandse en Vlaamse varkens wier billen simpelweg in de Spaanse lucht gezouten, gedroogd en gerijpt worden. Alleen wéten veel mensen dit niet. Er hier knelt het vrij recente schoentje. De bevolking is op grote schaal vervreemd van hoe voedsel wordt geproduceerd. Deze vervreemding wordt veroorzaakt door de industrialisatie. We zien ons voedsel niet meer groeien. Er heerst onwetendheid en onduidelijkheid over de herkomst en de bereiding. Vervreemding – what’s new – mag niet lichtzinnig opgenomen worden. Vervreemding veroorzaakt wantrouwen. En wantrouwen neemt in het stemhokje de leiding, en bepaalt vervolgens dus ook het klimaat in het land.


Neem het meisje van vijf. Pas toen ze de frieten begon te ruiken, pas toen ze de eerste friet in haar mondje stak, keerde haar vertrouwen terug. Wantrouwen kan een maatschappelijk vergif worden. Je hebt geen dioxinecrisis nodig om te beseffen dat wantrouwen het laatste is wat de relatie tussen mens en voedsel kan gebruiken. Je hebt geen mond-en-klauwzeer nodig om in te zien dat die relatie niet alleen over veiligheid gaat. De relatie mens-voedsel gaat – in het Westen althans – om leven, om gezondheid, om kennis, bewustzijn, traditie, cultuur, kwaliteit, liefde, vertrouwen, ethiek, duurzaamheid, milieu, enzovoort. Het gaat om de essentie van ons mens-zijn, en van ons verblijf op Aarde.


Dit is geen naïeve roep om op grote schaal terug te keren naar kleinschaligheid, en de biotechnologie een halt toe te roepen. De demografie, de economie, de technologie en de globalisering maken een terugkeer naar kleinschaligheid onmogelijk en volstrekt onwenselijk. Bovendien houdt kleinschaligheid – al dan niet biologisch – evenmin sluitende garanties van kwaliteit, veiligheid en ethisch verantwoorde en duurzame werkwijzen in. Met voedselproductie is het niet anders dan met voedseldistributie: zowel groot- als kleinschaligheid zijn noodzakelijk en dienen ondersteund te worden. Plus, en dat is essentieel, de consument moet over voldoende kennis beschikken om vervolgens bewust te kunnen kiezen.


Het is absoluut noodzakelijk dat de consument in zijn dagelijkse leven op een juiste, duidelijke wijze geïnformeerd wordt over hoe zijn voedsel wordt geproduceerd en gedistribueerd. De consument heeft het recht, en ook een zekere plicht, om zich bewust te maken van alle stappen in de voedselketen. Als hij weet welke weg het kalf, het big, of de sojascheuten hebben afgelegd voor ze op zijn bord belanden, wordt er betrokkenheid geschapen. Betrokkenheid en respect gaan hand in hand. Ze zijn ook een doeltreffend medicijn tegen wantrouwen.


Dit land heeft ministers van Landbouw, van Volksgezondheid en van Onderwijs. Allemaal zijn ze, rechtstreeks of onrechtstreeks, met voedsel bezig. Maar geen van hen die het over het dagelijks brood spreekt, of die het belangrijk vindt om ook buiten de crisissen diepgaand, ruim en politiek over voedsel te debatteren. Nog een treffend voorbeeld van deze smakeloze aanpak van ons voedsel van elke dag was de ellenlange discussie over petflessen in dit land. De verpakking was wekenlang de politieke agenda waard. Over hun inhoud werd niet gerept.


Omdat we nu net in de regeringsvorming zitten, en omdat het een publiek geheim is dat niet alleen koning Albert maar ook meerdere politici de tafel een warm hart toedragen, maak ik van deze Gedachte gebruik om te pleiten voor de lancering van een minister van Voeding. Het bestaan van een ministerie van Voeding of van Eetcultuur lijkt me in deze verwarrende tijden broodnodig. Jammer dat Steve Stevaert niet op dat idee gekomen is voor hij gouverneur werd!