Volgens de vorige algemene volkstelling, uitgevoerd door het Nationaal Instituut van de Statistiek, is 14 procent van de woningen in België niet uitgerust met klein comfort. Dat betekent dat tien jaar geleden ruim een half miljoen woningen het moesten stellen zonder stromend water, zonder wc met waterspoeling en zonder badkamer of douchebak. Of die situatie vandaag verbeterd is, zal de algemene volkstelling van vorig jaar nog moeten uitwijzen. Zeker is wel dat de situatie in Brussel en Wallonië duidelijk verschilt van die van Vlaanderen.

Dat de welvaart in Vlaanderen groter is, bleek ook uit de huishoudbudget-enquête van 1997 — 1998, waarvoor 2.213 representatieve huishoudens een jaar lang hun inkomsten en uitgaven optekenden. Een kwart van de Brusselse huishoudens heeft het moeilijk tot bijzonder moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen (tegenover 16 procent elders in het land). Vooral de facturen voor verwarming (17 procent) zorgen voor problemen in de hoofdstad, net als dokters- en tandartsrekeningen (22 procent).

Een bezoek aan de openbare badhuizen lijkt de feiten te bevestigen. Het verschil tussen het Openbaar Badhuis in de Antwerpse Paleisstraat en de Brusselse wasgelegenheden is opvallend, en schrijnend.

Het Openbaar Badhuis, dat eigendom is van de stad Antwerpen, heeft vooral een sociale functie, zegt Etienne Verbruggen. In zijn eentje is hij al jarenlang verantwoordelijk voor het onderhoud en de goede gang van zaken van het badhuis. Hij ziet eruit als een redder in een zwembad, met zijn witte short, zijn sportschoenen en zijn witte polo. De openbare baden (10) en douches (48) liggen op de eerste verdieping van het Antwerps districtshuis. Het is er snikheet en kraaknet. Per week komen er gemiddeld zo’n zestig mensen douchen of een bad nemen, vertelt Etienne Verbruggen. ,,Dat is natuurlijk niet echt veel meer. Ik herinner me nog tijden dat de wachtkamer helemaal vol zat. Tot in de jaren 1980 telde Antwerpen nog een tiental badhuizen. Nu nog twee, en die zijn maar op bepaalde dagen (vrijdag en zaterdag) open.

Tegenwoordig zijn de sociale woningen beter uitgerust. Maar toch zijn er nog altijd mensen die thuis geen badkamer of douche hebben. Ik zie vaak dezelfde gezichten. Meestal zijn het oudere mensen. Ze komen niet alleen voor het bad, maar ook voor het klapke. Hier komen baden is voor hen een uitstap. Bezoekers moeten een halve euro (25 eurocent voor kinderen en bejaarden) betalen. Zeep, shampoo en handdoeken moeten de mensen zelf meebrengen. Voor die halve euro mogen ze een kwartier douchen of een halfuur in bad zitten.

Op elke deur hangen klokwijzers die ik instel zodra iemand de deur achter zich sluit. Natuurlijk zijn er altijd wel mensen die te lang blijven zitten. Als ze echt overdrijven, vraag ik een halve euro extra. Oudere mensen moet je trouwens sowieso in de gaten houden, ik heb met een bezoeker al eens een fatale hartstilstand meegemaakt. Van sommige klanten weet ik dat ze thuis een ligbad hebben. Ze komen naar hier voor hun babbeltje, of omdat ze thuis geen douche hebben en met hun haperende heup of vergevorderde reuma niet meer zelf in en uit de badkuip geraken.

Tijdens de Sinksenfoor (de grote kermis op het plein van de gedempte Zuiderdokken) is het hier opvallend drukker. Waarschijnlijk biedt niet elke woonwagen evenveel comfort. Er komen ook klokvast enkele gezinnen, en nu en dan durft iemand me weleens te bellen om douchecabine 10 of bad 3 om zes uur vrij te houden. Ze willen altijd in dezelfde douche of hetzelfde bad.

Nee, totnogtoe heeft nog niemand gebeld om te vragen om de badkuip alvast te laten vollopen. Af en toe moet ik wel diplomatisch optreden. Bijvoorbeeld als migrantenfamilies en Vlaams Blok’ers op hetzelfde moment onder een douche staan of in bad liggen. Ik moet er dan voor zorgen dat er geen harde woorden vallen.

Ik weet zeker dat veel mensen niet op de hoogte zijn van het bestaan van deze instelling. Maar wie het weet, en wie het nodig heeft, staat hier elke week. Af en toe komt er ook een ploeg wielertoeristen douchen. Zolang ze betalen, mag en kan dat. Veel clochards of daklozen heb ik hier nog niet gezien. Maar zuinige types die hier komen douchen of baden, die heb je wel. Want waar anders kun je, in een goed verwarmde ruimte, een halfuur liggen weken zonder gestoord te worden? En zonder dat je je rommeltje hoeft op te ruimen, want dat doe ik. Altijd, ook al spoelen de meeste mensen alles zelf schoon.”

In de Brusselse Bloemistenstraat, niet ver van het Zuidstation, hangt een onopvallend plaatje op een deur die altijd openstaat. De Fontein, zeggen de kleine letters, en achter de deur van het doodgewone herenhuis stroomt het water, schuimt de zeep en worden lange en vaak grijze baarden geknipt. Elke voormiddag tussen negen en één kruipen in De Fontein minstens dertig daklozen onder de vier douches achteraan op de gelijkvloerse verdieping. Dat zijn elke dag dertig andere mensen, want iedereen die binnenkomt, wordt ingeschreven, en omdat de vraag naar douches zo groot is, mag niemand meer dan één keer per week twintig minuten onder de warmwaterkraan. De naam en voornaam van elke bezoeker belanden op een fiche. Net als zijn adres overigens, en dat is vrijwel altijd de straat, het adres van een vriend of een opvangcentrum. Wie een woning met watervoorziening heeft, mag hier niet komen.

Op de fiche wordt in kolommen ingevuld van welke diensten de dakloze tijdens zijn bezoek aan het centrum gebruikmaakt. Niet dat de keuze groot is. In De Fontein (met een centrum in Luik en in Brussel) is net genoeg tijd en geld om aan de vier basisbehoeften — voeding, kleding, gezondheid en hygiëne — te voldoen. Dat in deze wereld niets eerlijk verdeeld is, blijkt ook uit de subsidies. De Fontein is voor honderd procent een privé-initiatief (van de Orde van Malta), dat in Brussel alsnog geen overheidsgeld ontvangt (in Luik wel) en dus van giften en de inzet van vrijwilligers leeft. Om de haverklap gaan er brieven de deur uit, naar Procter&Gamble en Henkel, maar ook naar koffie- en koekjesproducenten, groenteleveranciers en grote farmaceutische bedrijven. Binnenin een smeekbede, voor zeep, shampoos, waspoeders, scheermesjes, koffie, verband en medicijnen. De Fontein biedt geen slaapmogelijkheid, uitgeputte daklozen kunnen wel een tijdje rusten op de brancard in de gang.

Het zal vandaag niet druk worden. ,,Het regent”, lacht Marc Mignot, directeur van De Fontein, dat op papier het Centrum voor Hygiëne en Zorgen van de Orde van Malta heet. ,,Want daklozen leven mee met het weer. In juli scoren alleen de douches, dan hebben ze nauwelijks behoefte aan verkwikkende soep, sterke koffie of een warme jas. En als het regent, blijven de mensen liever binnen, dat wil zeggen op hun eigen plek. Ze schuwen het natte weer omdat ze zich toch nergens kunnen laten drogen, en niets is vervelender en ondraaglijker dan dag en nacht in vochtige kleren te moeten lopen.

Per jaar komen hier gemiddeld 9.000 mensen over de vloer. De helft daarvan zijn Belgen; dat zijn de blijvers. De nationaliteit van de andere helft wordt vooral bepaald door de toestand in de wereld. Nu zijn er bijvoorbeeld veel Macedoniërs. Ze zijn op zoek naar een beter leven, het gaat om daklozen die letterlijk en figuurlijk onderweg zijn. Tijdens de ramadan zie je dan weer veel Arabische bezoekers. Dat komt omdat je tijdens die periode volgens de islam helemaal ‘zuiver’ moet zijn.

Meer dan zeventig procent van de bezoekers aan De Fontein neemt een douche, en alle mannen krijgen scheergerei. Er is altijd douchezeep en shampoo voorhanden. Die gieten we in zwarte ronde doosjes, die waarin filmrolletjes verkocht worden. Tot iets over de helft gevuld bevatten ze de ideale dosering voor een persoon. Een frisse douche kan wonderen doen. Als je lekker ruikt en fris geschoren bent en als je haar in de plooi ligt, ben je een ander mens. Veel mensen komen met gebogen hoofd binnen, maar ze lopen bijna met de kin in de lucht weer naar buiten. Je hebt er zelfs die om parfum of aftershave vragen. En op maandag komt de kapper — een gigantisch succes.

Soms komen hier mensen binnen die in geen weken nog met water in aanraking zijn gekomen. Natuurlijk is dat niet makkelijk, voor niemand. Daarom hebben we voor speciale gevallen ook een speciale douche, in het kamertje van de verpleegster. Want ook die is er elke dag. Dat moet wel, sommige mensen moeten echt verzorgd worden. Hun kleren plakken aan hun lichaam. Je mag niet vergeten dat bijna iedereen die hier binnenkomt, geen vast adres heeft. Dit is hun thuis, voor even toch. In de maatschappij zijn ze verstotelingen, ook al hebben ze allemaal, stuk voor stuk, familie. Maar ook die moet niets meer van hen weten. Ce sont des exclus, met levensgrote problemen. Alcoholisme, drugsverslaving, schulden en soms ook ziekten als aids hebben ervoor gezorgd dat ze elk contact met de normale wereld verloren hebben.

Uitgestotenen verliezen zichzelf op de duur. En met zichzelf ook hun waardigheid. Dat gaat ver, hoor. Het komt meer dan eens voor dat we van een afstand al ruiken dat een persoon wekenlang in zijn vuil ondergoed rondloopt. En met ‘vuil’ bedoel ik dat ze hun behoeften dag in, dag uit met zich meezeulen. Ze gaan niet eens meer naar het toilet. Heel vaak hebben ze ook onverzorgde wonden, huidziekten of zweren. We proberen die mensen in de mate van het mogelijke weer wat dichter bij zichzelf te brengen. Daarom vousvoyeren we ook iedereen — hier wordt zelfs de meest verlopen clochard aangesproken met monsieur. Of madame, natuurlijk, al ligt het aantal vrouwelijke bezoekers een stuk lager.

In de speciale douche van de verpleegster wassen de klanten zich niet zelf, ze worden gewassen. Als het nodig is, smeren we ze in met producten tegen luizen en vlooien. En als de verpleegster de wonden of ziektes niet aankan, dan sturen we hen voor verdere verzorging door naar het ziekenhuis. Aan de voeten van daklozen besteden we altijd extra aandacht. We hebben een pedicure in huis. Want daklozen zijn langeafstandslopers. Ze zijn altijd op pad en ze doen — weer of geen weer — hun kousen en schoenen bijna nooit uit. Wie hier een douche neemt, kan ook altijd zijn kleren laten wassen. Hij krijgt na de douche een trainingspak aan, en zijn kleren gaan in een linnen zak naar de wasafdeling. Terwijl de trommels draaien en een van de vrijwilligsters eventueel verstelwerk verricht, kan hij in het babbelkot een kop koffie of thee drinken, en wat bij zijn positieven komen.”

,,In het babbelkot wordt lang niet altijd gepraat. Veel mensen zijn gewoon al blij dat ze even niet lastig worden gevallen. Ze leggen hun hoofd op tafel en doen eindelijk het dutje waarnaar ze al zo lang verlangden. We geven ook kleren en schoenen. Allemaal kraaknet materiaal, keurig gestreken en in nieuwe staat. Dat heeft opnieuw met dat gevoel van waardigheid te maken. Je moet die mensen als volwaardig mens behandelen.

Op de fiche bij de inschrijving houden we bij welke kleren ze ontvangen. Schoenen krijg je uiteraard maar een keer per jaar. Want wie vecht om te overleven, kent de trucs. Door alles nauwgezet bij te houden, beletten we dat ze hun spullen doorverkopen. En op straat wordt een harde strijd geleverd. Tussen daklozen onderling is er nauwelijks solidariteit. In hun strijd om te overleven is daar gewoon geen plaats voor. Daarom werken we ook met bonnetjes en laten we nooit meer dan acht mensen tegelijk in de doucheruimte. Vier onder de sproeiers, vier op het bankje. Wie ‘s ochtends een bonnetje krijgt, kan boven wachten. En als het daar te vol is — we laten nooit meer dan vijfentwintig mensen tegelijk het huis binnen — moet je weer een halfuur de straat op. Buiten wachten tot je weer binnen mag. Die maatregelen hebben met veiligheid te maken. We willen ruzie en agressie vermijden. Want wie op straat woont, hanteert de wetgeving van de straat. Hij stelt zijn eigen wetten, en die stroken meer dan eens niet met die van zijn collega-clochard. Daarom hebben alle daklozen ook een bankrekening: ze weten dat, als ze met geld op zak slapen, de kans bijzonder groot is dat ze overvallen worden door hun berooide lotgenoten.

Een tijd geleden hadden we enkele mooie winterjassen gekregen, omgekeerd lam. Er was geen enkele dakloze die zo’n warme, degelijke jas wou. Omdat ze anders op een ochtend niet meer wakker zouden worden. Omdat hun keel was doorgesneden. En toch zie je dat De Fontein de mensen weer een sprankeltje hoop geeft. Dankzij al die vrijwilligers. Maar bijvoorbeeld ook dankzij die ene persoon — ik zal zijn naam niet noemen, maar het is iemand die elke week in zijn wagen een rit door Brussel maakt en overal clochards ophaalt. Om ze heel even naar deze thuis te brengen, vanwaar ze een paar uur later keurig gewassen, geschoren en geknipt weer naar hun territorium trekken: de straat.”

Antwerpen heeft twee openbare badhuizen, in de Paleisstraat en de Veldstraat. In Gent kun je voor een publieke douche terecht bij Badhuis Van Eyck en Jan Yoens. Wie in Brussel-centrum op zoek is naar een wasbeurt, kan niet alleen naar De Fontein, maar ook naar Artikel 23, Navitatis en La Rencontre. In Sint-Gillis kun je douchen in Clos Sainte-Thérèse en bij de Zusters van Moeder Teresa. Het OCMW geeft adressen en telefoonnummers. Al deze publieke baden en douches hebben privé-cabines.