Het is alsof de schotelantennes hier op de daken en balkons groeien. Er is geen huis in Meulenberg of er hangen een of twee parabolen aan die naar links of rechts gericht zijn, of die automatisch draaien zoals de duurdere exemplaren dat kunnen.

In Meulenberg, een gehucht van Houthalen-Helchteren, is tachtig procent van de bevolking van vreemde afkomst. Dat was ook ruim zestig geleden al zo, toen de steenkoolmijnen van Houthalen en omstreken uitheemse werkkrachten nodig hadden en toen met mooie overeenkomsten en al even mooie beloften Spanjaarden, Grieken, Polen, Tsjechen, Italianen, Turken en Marokkanen uit hun vaderland weggelokt werden.

Beneden, aan de voet van de heuvel die ,,berg” genoemd wordt, staan tientallen identieke bakstenen woonhuizen dicht tegen elkaar aan geplakt. Tot in de jaren zeventig stonden hier houten barakken die in opdracht van de mijnindustrie gebouwd waren en waarin zowel buitenlandse als Belgische mijnwerkersgezinnen woonden. Ook de top van de heuvel was tot ruim dertig jaar geleden volgestouwd met tientallen houten barakken. Maar het hout werd rot, de zuiniger staalproductie bracht de steenkoolmijnen in een crisis, en de mijnwerkersbarakken werden met de grond gelijk gemaakt. De Hasseltse architectengroep Delta kreeg de opdracht om voor Meulenberg een globaal wijkconcept te ontwerpen. Dat kwam er. Met bakstenen huurwoningen. En met op de top van de berg de vier hoge en smalle prefab appartementsblokken, die vandaag vooral opvallen door hun mossige troosteloosheid, en door de tientallen rennende korte beentjes die voor de ramen van het trappenhuis verschijnen, tot tien verdiepingen hoog.

Wat dertig jaar geleden als een architecturaal hoogtepunt gold, is nu een blok aan het been. Van Houthalen. Van Meulenberg. Van de inwoners. En, al zeggen ze het niet met die woorden, ook van Kempisch Tehuis, de sociale huisvestingsmaatschappij die eigenaar is van alle sociale huurwoningen van Meulenberg.

Jacques Erkens, diensthoofd van Kempisch Tehuis: ,,In de jaren zeventig was dit modern. Vier hoge blokken op een berg, van hoog naar hoger. Vergeet niet dat er destijds aanzienlijke subsidies werden gegeven om woonwijken te bouwen, en dat je in die ontwerpen uiteraard een bepaalde bevolkingsdichtheid diende te behalen. Toen maakte niemand de bedenking dat 21 gezinsappartementen in één enkel smal en hoog blok misschien wel te veel van het goede was. Net zoals er toen niemand op het idee gekomen is om rekening te houden met de verschillende culturen en de verschillende gezinsopvattingen. Turkse en Marokkaanse families zijn door de bank genomen kroostrijker dan Belgische. Vijf, zes of meer kinderen, dat was en is voor die families de gewoonste zaak van de wereld. Terwijl de grootste appartementen maximaal drie slaapkamers tellen.

Weet je, zolang in die blokken ook West-Europese migranten woonden, was het woonbeleid geen probleem. De situatie is pas heikel geworden met de mijnsluiting en het vertrek van de Belgen, Grieken, Spanjaarden, Polen en Italianen. Vandaag wonen in Meulenberg nog amper Europese migranten. De bevolking bestaat voor het grootste deel uit Turken en Marokkanen. En de laagste klasse van die bevolking, díe woont dus in deze appartementsblokken.

Alleen wie geen andere keuze heeft, stelt zich tevreden met een van deze flats. De huurders betalen tussen 125 en 350 euro (van 5.000 tot 14.000 frank) per maand, afhankelijk van het aantal slaapkamers, het inkomen en het aantal kinderen. Nieuwe gezinnen met meer dan twee kinderen krijgen in de blokken trouwens geen appartement meer toegewezen; dat is een nieuw criterium dat we noodgedwongen hebben ingelast. Want tot vijf jaar geleden telde elk blok minstens zestig kinderen, een dikke tweehonderd vijftig in het totaal. Die situatie was niet meer leefbaar.

De overlast van de kinderen — nu met 160 verdeeld over vier blokken — vormt hier nog altijd het grootste probleem. De smalle trappenhal zit vrijwel altijd vol, en je kunt je voorstellen dat gastjes die geen ruimte of privacy hebben, veel lawaai maken en al eens vandalenstreken uithalen. Ze spelen met de lift, ze laten het alarm loeien, vernielen de brievenbussen, maken de gangen vuil, … Een tijdje geleden hebben we wel, met subsidiegeld, de kelders als speelruimte ingericht. Dat was een goede zaak, maar je lost er natuurlijk het probleem niet mee op. Voor kinderen is hier gebrek aan ruimte. En aan een gezonde speelomgeving en een stimulerend klimaat. Het is hier nooit stil.

Natuurlijk zijn wij niet helemaal gelukkig met de erfenis van de mijnindustrie. En misschien zouden we die blokken zelfs liever niet gehad hebben. Maar we slaan er ons doorheen. We moeten wel, er is geen andere keuze. En we proberen de gebouwen in de mate van het mogelijke te onderhouden. Natuurlijk werken we met een strikt budget. Kijk, Brussel heeft ons destijds een financiering opgelegd waaraan we nu nog vasthangen. In 1973 hebben we een langetermijnlening van 66 jaar afgesloten. Dat betekent dat we met deze blokken nog 38 jaar te gaan hebben. Ik weet niet of ze het nog zo lang uithouden. En ook niet of de inwoners die periode wel willen en kunnen uitzingen. Maar wat ik wel weet, is dat we eindelijk, na zoveel jaren, dankzij een nieuwe directie, samen zijn beginnen te werken. Met de school. Met de inwoners. En met het buurtopbouwwerk. En dat is hoopgevend, geef toe.”

Dat zeggen ook Carmen Maiquez en Maria Alferrano, die al sinds de beginjaren (1976) betrokken zijn bij het buurtopbouwwerk. Ze hebben zelf nog met hun ouders in een houten barak gewoond.

Maria: ,,Ik kan begrijpen dat mensen schrikken als ze deze wijk zien. En natuurlijk zijn alle openbare gebouwen van Meulenberg niet voor niets met een hoog hek omheind. In de Savioschool, de lagere school die net tegenover de vier blokken ligt, werden zoveel ruiten ingeslagen dat de overheid er genoeg van kreeg. In ons buurthuis hetzelfde. Maar dat is een eenzijdig en dus gevaarlijk beeld. Want het gevolg ervan is dat veel autochtonen de wijk nu mijden. Omdat de hekken angstaanjagend zijn. Maar hekken en schotelantennes bijten niet, en Turken en Marokkanen evenmin. En het allerlaatste waar de migrantenwijk Meulenberg behoefte aan heeft, is aan Belgen die in hun schulp kruipen en zich afsluiten voor elke vorm van dialoog en communicatie. Ze zouden door de straten moeten wandelen. Want ook dat is Meulenberg: een schone wijk, die materieel aardig verzorgd is. De gemeente heeft daarin geïnvesteerd, en veel inwoners dragen hun steentje bij. Al moet ik daaraan toevoegen dat vooral moslimfamilies meer belang hechten aan een keurige woning dan aan een keurige tuin. Binnen blinkt alles netjes, terwijl buiten alles er verwaarloosd bijligt.”

Carmen: ,,Meulenberg heeft een integrale aanpak nodig. En met integraal bedoel ik dat alle diensten moeten samenwerken. Buurtopbouwwerk heeft geen zin als de school niet meewerkt, de huisvestingsmaatschappij heeft contact met de inwoners nodig, en ga zo maar verder. Samen met Maria trek ik bijvoorbeeld geregeld naar de moskee. Omdat dat de enige plek is waar we met de moslimmannen kunnen spreken. Voor die gesprekken hebben we zo onze eigen aanpak. Bij de eerste kennismaking vragen we hen welk beroep ze hun zonen en dochters graag zouden zien uitoefenen. En altijd krijgen we mooie antwoorden. Dokter, advocaat, architect, ingenieur, … Want elke vader heeft voor zijn kinderen een mooie carrière voor ogen. Soms alleen voor de zonen, maar toch ook meer en meer voor de dochters.

Alleen beseffen ze niet dat die beroepen voor hun kinderen geen haalbare kaart zijn, zolang er niet meer discipline heerst, zolang aan het studerende kind geen ruimte gegeven wordt, en zolang de heren hun vrouw niet helpen bij de opvoeding. En dus confronteren we die mannen met harde cijfers. We tonen hen de feiten, zwart op wit. Tsjak. Dit is het aantal Turken of Marokkanen die het zesde leerjaar achter de rug heeft. Tsjak. Dit kleine percentage heeft voldoende gehaald om naar het algemeen secundair onderwijs te gaan. Tsjak. Dit percentage heeft niet eens vijftig procent gehaald. Tsjak. Zoveel Turken of Marokkanen uit de regio gingen naar de universiteit. Tsjak. Van die groep maakt uw zoon of dochter deel uit.

Van die naakte feiten schrikken ze. Want studeren is voor hen een vaag begrip, en de criminele feiten van hun kinderen lachen ze nog te vaak gewoon weg. Zeker als hun kinderen er ongestraft mee wegkomen. Veel vaders zien de ernst van de situatie pas in als hun kind veroordeeld wordt. Dat komt omdat ze te lang op afstand blijven en niet echt bij de opvoeding betrokken zijn. Tijdens zulke gesprekken beseffen ze voor het eerst hoe onherroepelijk de gevolgen van een mislukte lagereschoolopleiding kunnen zijn. Bovendien praten ze met elkaar, over de kinderen en over opvoeden. Dat alleen al is heel uitzonderlijk.

Of neem het huisvuil in de appartementsblokken. Dat was afgelopen zomer weer een regelrechte ramp. Je moet weten dat in de gemeente het huisvuil maar één keer om de twee weken wordt opgehaald, en dat de vuilnismaatschappij voor de blokken in Meulenberg geen uitzondering maakt. Als je iets van kroostrijke en kansarme gezinnen afweet, dan kun je je meteen voorstellen hoeveel troep ze na twee weken bij elkaar verzameld hebben.
Ach, we hebben een tijdje containers geprobeerd, maar die werden door sluikstorters tot de nok toe gevuld. Dat was geen haalbare oplossing. Het aantal maden dat uit die containers kroop, was overigens zo massaal dat zelfs de vuilnismannen er niet meer tegen konden. Ondergrondse afvalkokers hebben we ook overwogen. Jammer genoeg kosten die dingen zoveel geld dat van de inwoners een extra bijdrage gevraagd wordt, en die willen ze niet betalen. Ze vinden dat Kempisch Tehuis verantwoordelijk is. We gaan nu proberen het gemeentebestuur bij de zaak te betrekken, want het zou schitterend zijn als zij een handje zouden toesteken.

Kakkerlakken horen ook tot de altijd terugkerende kwalen in deze gebouwen. In de zomer kan het hier erg vochtig en warm zijn. En als hier al een stelregel geldt, dan is het dat elk probleem zich meteen met eenentwintig vermenigvuldigt. Heb je in een appartement kakkerlakken, dan zitten ze meteen overal. Ze verplaatsen zich samen met de tientallen kinderen, van boven naar onder, lift in, lift uit. Verdelging heeft pas zin als de bron aangepakt wordt, die moet je dus vinden. Bovendien moeten de bewoners van alle appartementen bereid zijn allemaal op dezelfde dag mee te werken. Ze moeten de verdelgers toegang verlenen tot hun appartement. Zoiets organiseer je niet makkelijk. Al is het maar omdat sommigen uit pure schaamte niet durven toe te geven dat er kakkerlakken in hun keukenkasten zitten.

Elk gebouw heeft een conciërge, een bewoner-migrant die alle problemen aan Kempisch Tehuis doorseint. Met de conciërge zitten wij één keer per maand aan tafel. Om de grieven te bespreken en het reilen en zeilen in de blokken aan te kaarten. Want de taak van een conciërge lijkt eenvoudig, maar is dat niet. Want als hij bijvoorbeeld vernielingen vaststelt en als hij weet wie de dader is, dan zou hij dat aan Kempisch Tehuis moeten melden. Maar dat doet hij niet altijd. Omdat de dader bijvoorbeeld uit zijn blok komt en hij liever geen problemen heeft met zijn eigen mensen. Maar de dader vrijuit laten gaan heeft dan weer andere gevolgen. Want de kostprijs van de vernieling zal aan alle inwoners doorgerekend worden: probleem gedeeld door eenentwintig. Met meteen daarna: protest maal eenentwintig.

Sus Driessen is architecte. Ze heeft meegewerkt aan een studie over de woningen van Meulenberg. ,,Troosteloos, zo kan ik die blokken nog het best omschrijven. En dan heb ik vooral over de gebruikte materialen, over die witte prefab-gevelpanelen die vol groene en bruine vlekken zitten en zelden of nooit afgespoten worden, terwijl dat — zeker in dit klimaat en met de bomen vlakbij — toch noodzakelijk is. De lappen grond eromheen zijn ook verwaarloosd. Ik geloof dat dat een van de meest in het oog springende eigenschappen van huurhuizen is: ze worden per definitie minder goed onderhouden dan koophuizen. Het eigen bezit, daarvoor draagt men altijd beter zorg.

Deze appartementen zijn op de koop toe doorstroomwoningen. Mensen wonen er tijdelijk, in afwachting van iets beters, en alleen de echte kansarmen blijven hangen. Want de Europese migranten zijn als eersten weggetrokken. En nu maken we de tweede golf mee. Die van de maatschappelijk sterkere Turkse en Marokkaanse gezinnen die de wijk verlaten. Zij trekken naar de rand van Meulenberg en gaan meer verspreid in Houthalen en omgeving wonen.

Kijk, enerzijds trekken de blokken kansarmen aan, maar anderzijds werken ze de sociale achterstand ook in de hand. Iemand die in een verkommerde buurt opgroeit, die krijg je bijvoorbeeld moeilijk respect en zorg voor dingen aangeleerd. Maar Meulenberg is niet echt een uitzondering, hoor. In de jaren zeventig kozen sociale huisvestingsmaatschappijen, gedwongen door nationale normen, bijna automatisch voor goedkope materialen. Projecten voor sociale woningbouw moesten in de eerste plaats betaalbaar zijn, en dus goedkoop. De duurzaamheid van materialen werd daarbij niet in acht genomen. Terwijl ze bijvoorbeeld wel rekening hielden met de theorieën van Le Corbusier: hoge woningbouw in een groene omgeving. Een mooie theorie die vrijwel nergens geslaagd is, omdat de hoge concentratie aan sociale woningen elke kans op slagen de das omdoet. Het heeft geen zin zoveel mogelijk ‘kansarme’ mensen op zo weinig mogelijk plaats bij elkaar te zetten. Dat lukt nergens.

De huidige aanpak van de sociale huisvestingsmaatschappij is veel positiever. Men kiest nu meer en meer voor ‘inbreidingsprojecten’, waarbij leegstaande panden in bestaande woonwijken opgekocht en tot sociale woningen verbouwd worden. Want ook daarmee moet je rekening houden: Turken en Marokkanen vormen graag groepjes en wonen graag allemaal bij elkaar. Die gettodrang moet je beperken. Ik vraag me dus af of het zinvol is om de appartementen nog 38 jaar te laten staan. Ze bieden voor de omgeving en voor de bewoners geen goede oplossing, en bovendien zullen de onderhoudskosten met het jaar oplopen. Omdat het toch doorstroomgebouwen zijn, zou de huisvestingsmaatschappij er bijvoorbeeld geen nieuwe gezinnen meer in kunnen laten. Maar ik denk niet dat ze voor die aanpak zullen kiezen. Er is een nijpend gebrek aan sociale woningen. Zeker in deze streek.”

Ayse Ilhan, Yildiz Raziye en Myrjem zijn drie Turkse jonge vrouwen — alledrie perfect Nederlandstalig en met hoofddoek — die met hun jonge gezin (allemaal twee kinderen) in een appartement in de blokken wonen. ,,Ik hoop dat ik snel ergens anders kan gaan wonen”, zegt Ayse, ,,maar financieel heb ik geen andere keus. Ik woon hier al vijf jaar en ik ben het beu. Ik ben vooral het lawaai moe, en al die luidruchtige kinderen en die moeders die hun kroost niet tot de orde roepen. Als je in de gang iemand op de kinderen hoort schreeuwen, dan heb je veel kans dat ik dat ben. Want ik kan roepen. Ik raak gestrest door al het lawaai. Vorige week heeft zo’n groepje kinderen met het brandalarm zitten spelen. Kreeg ik dat geloei er een uur lang bovenop.

Ik zou graag mooier wonen. In een huis met een tuin, zodat de kinderen buiten kunnen spelen. Nu kunnen ze alleen binnen zitten, en ook daar mogen ze niet rennen, want dan klagen de buren van beneden. Bij het raam mogen ze al evenmin komen. Die ramen zijn waardeloos. Als het waait, gaat het gordijn heen en weer. Een maand geleden stond er een vrouw haar ramen te lappen, en het raam donderde gewoon naar beneden. Kempisch Tehuis doet daar niets aan. Ze zijn nu wel bezig met het leggen van stenen vloeren, dat is natuurlijk prettig, maar het was ook echt nodig. De vloeren waren rot.

De mensen van het buurtopbouwwerk leveren goed werk. Ik heb bij hen een opvoedingspakket gevolgd. Tips over hoe je kinderen moet opvoeden, hoe je hen kunt stimuleren om de taal te leren, hoe je hen positieve aandacht moet geven, hen moet belonen als ze iets goed doen, en ook hoe je je man bij de opvoeding moet betrekken. Ik heb dat wel goed begrepen, hoor. Dat je kinderen consequent kort moet houden. Zeg ik ‘nee’, dan weet mijn man dat hij in het bijzijn van de kinderen ook ‘nee’ moet zeggen.”

,,Ik haat deze blokken”, zegt Yildiz. ,,Je hebt hier totaal geen privacy en elke vorm van intieme gezelligheid ontbreekt. Je hoort de televisie van de buren, in de gang en de hal krioelt het van de kinderen, ze hangen op de trappen, ze springen als aapjes van boven naar beneden en halen gevaarlijke toeren uit. Als je bezoek krijgt, zit je allemaal op elkaar geplakt. Bovendien is het een getto, allemaal Turken en Marokkanen met weinig geld. Niemand wil hier wonen, tenzij je geen andere keuze hebt, zoals ik. En ik weet het, ik zie het wel in: die hoofddoek beperkt mijn kans op een baan. Maar mijn geloof is sterker, ik heb die innerlijke vrede op dit moment sterker nodig dan een baan. En ik zal een baan vinden. Ik wil verder studeren en met de computer leren werken.

Aan de laatste kakkerlakkenepidemie heb ik nachtmerries overgehouden. Het huis zat vol, de beesten zaten overal, tot in het hemelbedje van mijn pasgeboren kindje. En als je dan naar de technische dienst van Kempisch Tehuis belt, dan krijg je zo’n norse man aan de lijn. Die zegt dat die beesten onze eigen schuld zijn. Dat de Marokkanen ze hebben meegebracht uit Marokko, aan de zolen van hun schoen. Dat soort indianenverhalen.

Muizen zijn nog zo’n plaag. Nu heb ik ze al even niet meer gehoord, maar soms hoor je alleen maar akelig geritsel onder de vloer. Ik heb ze ook al op het plafond zien wegrennen. Roets. Het is een voordeel dat we nu regelmatig met de mensen van Kempisch Tehuis vergaderen, dat was vroeger niet zo.”

Myrjem gaat binnenkort verhuizen. Ze heeft gebouwd. ,,Maar uit Meulenberg wil ik niet weg. Ik woon hier heel graag”, zegt de jonge vrouw, die islamleer doceert en vastbesloten is een professionele carrière uit te bouwen. ,,Maar ik zou vooral een nauwere samenwerking met de politie wel weten te waarderen. Want dat vind ik echt een vloek van Meulenberg. De school levert alle mogelijke inspanningen, het buurtopbouwwerk zit nooit stil, Kempisch Tehuis toont zijn goede bedoelingen, maar de politie blijft weg. Terwijl iedereen perfect weet waar bijvoorbeeld de drugsdealers zitten die de reputatie van de hele wijk om zeep helpen. Ik kan ze aanduiden. Iedereen kan ze aanduiden, en toch gebeurt er niets. Dat vind ik verontrustend, en het stemt me tot nadenken. Want ik weet niet of ik het wel prettig vind om mijn kinderen in deze omgeving te laten opgroeien. Ik kan hen heel veel bijbrengen, en ik kan hen belonen als ze iets goeds doen. Maar hoe leg ik hen uit dat die drugsdealers criminele feiten plegen, en dat ze rustig hun gangetje mogen gaan?”

,,Zonder dit wijkschooltje zou de buurt hopeloos zijn”, zegt Anita Follon, directrice van de Meulenbergse Savioschool. ,,En laat me nu voorgoed het misverstand uit de wereld helpen dat een school met veel migranten synoniem is voor onderwijs van slechte kwaliteit. Ik durf zelfs het tegenovergestelde te beweren: wij zijn de beste school van Limburg. Omdat wij jarenlang ervaring hebben met vreemde culturen.

Met percentages voor allochtonen of autochtonen werken wij niet. Wij zijn er voor de mensen uit de wijk, of dat nu Spanjaarden, Italianen, Belgen, Turken of Marokkanen zijn. Maar ik moet er wel aan toevoegen dat het prettig is te weten dat een harde kern van hooggeschoolde, Vlaamse ouders heel sterk in de school van Meulenberg blijft geloven: ze blijven hun kinderen naar deze school sturen. Die rijkdom is dus de basis voor ons onderwijssysteem. Onze school is als geen ander gespecialiseerd in het werken met taal en in het taalgevoelig maken van de leerlingen. We werken volgens de taalmethode van Koen Jaspaert, de zogenaamde methodiek van de Toren van Babbel. Taal wordt niet opgedeeld in de klassieke onderdelen spraakkunst, woordenschat, zinsleer en noem maar op. Wij vragen wat het kind kan en vandaaruit werken we verder. Schrijft een kind een opstel, dan bouwen we daarop voort. Wat heeft het kind beleefd? Wat wil het vertellen? Aan dat opstel koppelen we vervolgens enkele taalelementen. De Toren van Babbel is een boeiende en vruchtbare methode die de interesse in de taal stimuleert en die uitgaat van respect voor ieders eigenheid. Want de leerlingen leren op een evenwaardige manier elkaars wereld kennen. Doordat wij het migrantenkind niet als ‘anders’ beschouwen, voelt het zich zelfverzekerd en veilig.

Het spreekt voor zich dat ook de relatie met de ouders om een speciale aanpak vraagt. Belgische ouders hebben doorgaans geen drempelvrees om leerkrachten aan te spreken. Allochtone ouders wel. Je moet hen over de streep halen, hen zelf aanspreken, op huisbezoek gaan, de moeders stimuleren om te koken voor schoolfeesten, interculturele namiddagen organiseren. Soms spreekt een van de ouders geen Nederlands. Vooral bij de Turken wordt nog veel uitgehuwelijkt, zodat er regelmatig bruiden en bruidegoms uit Turkije overkomen.

Taal betekent integratie. Wie zich niet kan uitdrukken, is gehandicapt. Als directrice van een school met meer dan 75 procent kinderen van vreemde afkomst, heb ik altijd geweigerd brieven voor de ouders naar het Turks of Arabisch te vertalen. Ik vind vertalingen klinkklare onzin. Vertalingen in het Arabisch zijn sowieso nutteloos, er zijn zoveel dialecten dat veel Marokkaanse ouders het standaard-Arabisch niet eens begrijpen. Maar afgezien daarvan geef ik ook aan Turken geen vertaling mee, omdat ik met elke vertaling duidelijk zou maken dat de kennis van het Nederlands niet echt noodzakelijk is. En het tegendeel is waar. Nederlands is de voertaal in dit landsgedeelte, en dus moeten de mensen die hier komen wonen, Nederlands leren.

In onze school scoren we uitstekend. We halen zelfs makkelijk het niveau van de elitescholen, al zal dat veel mensen verbazen. Over migrantenscholen doen de wildste verhalen de ronde. Als wij hier elk jaar een groep van die bevooroordeelde stagestudenten uit Heverlee opvangen, roepen die bij het zien van onze ‘zwarte’ school maar al te vaak verontwaardigd uit: ‘Maar jullie geven hier gewoon echt les?’ ”

De auteur van dit artikel is een voormalige leerlinge (1973 — 1979) van de Savioschool van Meulenberg.