Blijmoedig aan de afgrond staan
Schrijvers gaan niet dood is de titel van de verzamelde gesprekken die Margot Vanderstraeten had met Vlaamse en Nederlandse auteurs die 75 jaar of ouder zijn….
In haar voorwoord bij de bundeling (de interviews verschenen eerder in het dagblad De Morgen) geeft Vanderstraeten ‘een woordje van uitleg’ bij het leeftijdscriterium dat ze voor haar gesprekken gekozen heeft. Het idee werd geboren toen Jos Vandeloo zijn 80ste verjaardag vierde. ‘Vooral in Vlaanderen’, stelde Vanderstraeten bij die gelegenheid vast, ‘wordt de oudste generatie auteurs vooral herdacht en niet gehoord.’ Als we de inhoudsopgave met negen Vlaamse en acht Nederlandse auteursnamen bekijken, lijken de Nederlanders inderdaad minder te lijden onder het leeftijdscriterium dan de Vlamingen. Leo Vroman, Simon Vinkenoog, Harry Mulisch, Remco Campert, Hella S. Haasse, Armando, ze mogen in 1932 of eerder verwekt zijn, hun stem klinkt nog met grote regelmaat luid en duidelijk in de Nederlandse cultuurmedia. Ik moet op Vanderstraeten vertrouwen dat die aandacht in Vlaanderen anders en minder is als het om Ivo Michiels gaat, om Christine D’haen, Ward Ruyslinck, Hugo Raes, of Willy Spillebeen. En dat het boek daarmee dus ook voorziet in de opvulling van een zekere leegte of stilte. Of zoals Ward Ruyslinck het zegt: ‘Moet ik rancuneus zijn omdat de Vlaamse media menen dat Vlaanderen maar twee overleden auteurs heeft: Boon en Elsschot, en maar één levende auteur (nl. Hugo Claus); net zoals ze menen dat we maar één acteur hebben, Jan Decleir? Ik ben al decennialang abonnee van De Morgen; het is de eerste keer in meer dan vijftien jaar dat ik aan het woord gelaten word. Of dat pijn doet? Neen. Maar ik ben wel blij dat ik nu mijn zegje mag doen.’ Pijnloos dus, maar de ondertoon van miskenning of verwaarlozing is wel degelijk hoorbaar. Toen Ivo Michiels, die in Frankrijk woont, als anonieme burger in een ziekenhuis terecht kwam, begon zijn echtgenote een telefoonactie: ‘*omdat ze zich er niet bij kon neerleggen dat ik onopgemerkt zou sterven, omdat ze mijn dood met betekenis wilde invullen (*) is ze beginnen te bellen naar iedereen die me kent. Niet zomaar met de mededeling dat het niet goed met me ging. Maar ook met de vraag om ruchtbaarheid aan mijn bestaan en aan mijn eventuele dood te geven.’
In Vlaanderen komt de letterkundige ouderdom niet alleen met gebreken maar blijkbaar ook met getob dat je eigenlijk niet of nauwelijks aantreft bij de Nederlandse auteurs. Aster Berkhof bijvoorbeeld. In de jaren ’60 en ’70 was hij de best verkopende Vlaamse auteur; als het meezit haalt hij zijn honderdste boek; een eigen museumpje is in de maak. Mooi, zou je denken. Maar nee. Dat de wereld over vier of vijf miljard jaar aan zijn einde komt, stemt hem nu al droef: ‘Ik kan niet verdragen dat er niets overblijft. Ik kan me er niet bij neerleggen dat het allemaal voor niets is geweest.’ Vergelijk dat met Armando: ‘Het mensdom in het algemeen zoekt altijd naar de zin van het leven. Dat heb ik nooit begrepen. Het leven heeft geen zin, godzijdank.’
Zonder nu te willen beweren dat het in letterkundig Vlaanderen boven de 75 een en al getob is, lijken de Nederlanders toch beter in staat om te relativeren. Net als Romijn Meijer: aan de afgrond staan en toch blij zijn. Jos Vandeloo: ‘Hoe hard ik ook probeer, het lukt me niet: ik kan het maar niet plezierig vinden om tachtig te zijn.’ Harry Mulisch: ‘Nou ja, tachtig worden is vreselijk. Maar géén tachtig worden is nog vreselijker.’ Remco Campert: ‘Ik heb mijn leven lang met plezier geschreven.’ Jef Geeraerts: ‘Schrijven vind ik dus niet plezierig.’Ed Schilders