Het is hoogst uitzonderlijk. Na jarenlange vriendschappelijke contacten kreeg journaliste Margot Vanderstraetenonlangs toegang tot een kleine groep Antwerpse modern-orthodoxe joden die in New York een nieuw leven hebben opgebouwd en er niet meer weg willen. ‘Ik voel me hier helemaal thuis, en ik kan hier helemaal joods zijn. Iets wat ik van Antwerpen nooit echt heb kunnen zeggen.’

“Papa, kun je me leren hoe ik me moet scheren?” De zevenjarige Jaacov huppelt aan de hand van zijn vader op de stoep. We komen juist van een bezoek aan een bevriende familie in de buurt. Het is zaterdag, sjabbat, sabbat, sjabbes; allemaal benamingen voor de officiële joodse rustdag. Op de rustdag gelden strikt vastgelegde werkverboden. Daarom wandelen we. Als op vrijdagavond de zon ondergaat, stelt de joodse wet dat er, tot de volgende dag als de sterren verschijnen, ook geen auto mag worden gereden. Een kalender met daarop de exacte uren waarop de rustdag begint en eindigt hangt in vrijwel elke joodse keuken met magneten op de koelkast geplakt. Files kunnen bij gelovige joden voor een probleem zorgen. Als ze voor sjabbes hun auto niet hebben verlaten, blijven ze in hun wagen overnachten. Of zoeken ze elders onderdak. Om na sjabbes weer verder te rijden.

“Waarom wil je je scheren, Jaacov?”, vraagt zijn vader, Yoël Rosenbaum.

“Omdat ik geen baard wil”, antwoordt het jongetje.

“Je wilt geen baard?”, herhaalt vader Yoël.

“Ik wil geen lange baard zoals al die mannen uit de synagoge.”

Yoël, baardloos, schiet in de lach.

Klik enlarge om te vergroten


Aanvankelijk was afgesproken dat alle personen die in deze reportage aan bod komen, met naam en toenaam zouden worden genoemd. En dat ze zich met volle overtuiging zouden laten fotograferen. De ex-Antwerpse joden in New York zagen geen graten in het spelen van open kaart. Integendeel. Ze hadden er zin …

Aanvankelijk was afgesproken dat alle personen die in deze reportage aan bod komen, met naam en toenaam zouden worden genoemd. En dat ze zich met volle overtuiging zouden laten fotograferen. De ex-Antwerpse joden in New York zagen geen graten in het spelen van open kaart. Integendeel. Ze hadden er zin in. Waren er trots op; op zichzelf, en hoe ze in de wereld en in hun geloof staan.

Tot ze de ingeblikte reportage op voorhand aan hun Antwerpse familieleden lieten lezen. En die hen aanmaanden om zich toch maar gedeisd te houden. “Want hoe minder er over ons geschreven wordt, hoe beter.” Toen trokken ze zich terug.

De zelfverzekerdheid die joden in de Verenigde Staten typeert, bestaat in Europa jammer genoeg niet. Uiteraard heeft dat met de geschiedenis te maken. Tweeduizend jaar achtervolging. De Holocaust die amper zeventig jaar geleden is. Vele joden in Antwerpen hebben de angst van de wereldoorlog in de genen. Zoals een van de Antwerpse familieleden me vertelde: “Op zijn sterfbed vroeg mijn vader me slechts een ding. Ik moest hem beloven dat mijn paspoort altijd klaar ligt om te vertrekken.”

Ik ben niet zo maar naar New York getrokken.

Eerder probeerde ik jarenlang de Antwerpse gemeenschap aan te sturen om een reportage als deze te maken. Over hun gemeenschap. Ik ving bot, al werd ik telkens vriendelijk te woord gestaan. “Doe maar niet, alles wordt toch tegen ons gebruikt.” Men wenste geen enkele communicatie.

Ik moest dus naar New York, of naar Israël, om dit deel van onze Belgische geschiedenis van binnen uit te beleven. Ik wilde nagaan of joodse jongeren als pioniers van het globalisme fungeren: ze doen hun hogere studie vrijwel altijd in het buitenland, ze gaan werken in het buitenland, ze zijn meertalig, ze vormen, midden in deze individualistische tendens, een sterke gemeenschap met een sterk netwerk en ze beginnen elders een nieuw leven. Is dat een sleutel tot succes? En hoe belangrijk is België nog voor hun identiteit, en voor hun nageslacht?

Na lectuur van deze reportage werd me door enkele deelnemers verzocht om, als dat kon, de reportage niet te publiceren. Uit respect voor de familieleden in Antwerpen. Daarmee kon ik niet akkoord gaan. Een deel van de deelnemers vond dat ook niet nodig. Nooit was het de inhoud van de reportage die op de korrel werd genomen, altijd ging het om de angst om geviseerd te worden. Een angst die alleen van de Antwerpse joden kwam, niet van de Antwerpenaren die naar New York zijn geëmigreerd.

Uiteindelijk zijn we samen, in goede verstandhouding, tot dit compromis gekomen. Ik heb de echte namen door fictieve vervangen. En de geïnterviewden zijn niet gefotografeerd, wel andere, bereidwillige leden van hun gemeenschap. De weg naar die gemeenschap hebben ze ook voor de fotografe met enthousiasme geopend.

MARGOT VANDERSTRAETEN ■