Maar vandaag vertelt de kleuterjuf geen verhaaltje.

Vandaag wil ze de kinderen een vleugje filosofie meegeven.

Geen van de kindjes weet wat filosofie is.

Ze vinden het maar een raar woord. Al slagen ze erin het goed uit te spreken: fi-lo-so-fie.

De juf legt uit dat fi-lo-so-fie inhoudt dat je nadenkt over wat je doet en wie je bent.

De kindjes kijken elkaar vragend en teleurgesteld aan. Enkelen blazen
hun wangen tot ballonnen en fronsen hun wenkbrauwen: net volwassenen.

Of de kindjes gelukkig zijn, vraagt de juf dan. Heftig geknik. Hier en daar iemand die aarzelt.

Of ze weten wat geluk betekent?

Gegiechel, gezucht, gemompel en gefluister. En dan: antwoorden.

‘Geluk, dat is knuffelen’, zegt een vinnig knaapje.

‘Ik weet het niet’, aldus een meisje, ‘maar ik heb een hondje en als
dat kwispelt, zegt mijn papa dat hij gelukkig is, dus misschien… ja,
misschien zouden mensen een staart moeten hebben’.

‘Mijn mama heeft van geluk een dikke buik gekregen en dat wordt een broertje of zusje’.

‘Chocola en ijsjes’, klinkt het volmondig.

Of je geluk kunt kopen, vraagt de juf, en wie denkt van wel, mag de vinger opsteken. Alle vingers gaan de lucht in.

‘In welke winkel dan?’, wil de juf weten.

‘Je kunt het niet kopen in een winkel’, roept een slimmerik, ‘ je koopt het in het leven.’