Dat weten dat je droomt en toch blijven dromen is een merkwaardige én
zalige staat van bewustzijn. Misschien, denk ik, staat deze lucide
verbeelding wel garant voor de grootst mogelijke geestelijke vrijheid
die een mens, zonder roesmiddelen, kan bereiken.
Het geweldige is: in zo’n bewust gedroomde droom is alles mogelijk.
En daarom doe je er natuurlijk zo actief aan mee. En daarom wil je niet
dat hij ophoudt, en daarom geniet je er ook zo volop van.
Bovendien lijkt deze droomwereld zo vreselijk echt, en is hij zo
vreselijk goed gedetailleerd. Alles klopt. Het universum waarin jij een
hoofdrol speelt, staat scherp. Van enige dromerige vaagheid is geen
sprake. Helderheid regeert, en toch zijn er geen grenzen. Niet in de
ruimte. Niet in de gedachten. Niet in de mogelijkheden.
Je vliegt met een gigantische snelheid door de ruimte: dat je dat
doet, is echt en vanzelfsprekend. Je praat met overledenen die zo
springlevend in je leven staan dat ze onmogelijk louter een creatie van
je hersenen kunnen zijn. Je huisdier heeft een stem een mooie nog ook en
het beest schijnt je beter te kennen dan jezelf. En zie, de
onuitstaanbare buurman wordt op een schietstoel naar een ander oord
gekatapulteerd, en jij applaudisseert.
Ook zo fantastisch.
In deze hyperbewuste droom ga je geen enkele keer, zoals in de
saaiheid van alledag, gewoon van a naar b. Gewoon bestaat in dit
imaginaire universum niet. Logica evenmin. Rechte lijnen en routine: je
breed uitwaaierende gedachten hebben er nog nooit van gehoord.
Alles is vrij en alles beweegt vrij.
Je wilt dit niet loslaten. Je wilt liever niet wakker worden.
Je zou willen dat je deze wereld kon doortrekken tot ver in het echte leven.