Die avond zit ik een tof stadscafé dat hoogstwaarschijnlijk aan de
eisen voor ‘hip’ voldoet. Een tafel van mij vandaan wordt een geanimeerd
gesprek gevoerd waarvan ik ongewild flarden opvang. Ik hoor het woord
‘tiramisu’. De tafel heeft het niet over de geneugten van dit
rijkelijke, romige Italiaanse nagerecht. Ook niet over de bereiding
ervan. Of over een of andere vakantieherinnering eraan.
De tafel is verbolgen, want een van de disgenoten is onlangs toch
niet iemand tegenkomen, een vriend nog wel, die niet wist wat tiramisu
was. Het is een mededeling die bij dit gezelschap voor grote
ontsteltenis zorgt. Dat het toch niet te geloven is; dat er in hun
kringen een individu rondloopt dat niet weet wat tiramisu is. Naast de
politiek en cultureel correcten hebben we sinds enige tijd dus een
nieuwe, minstens even akelige mensensoort: de culinair correcten. Zij
die hun volgzame ego versieren met verbale toefjes als sashimi,
balsamico, pata negra en edamame.
Later die nacht wandel ik door de hoofdstad. Aan de achterkant van
Brussel-Centraal, richting Bozar, hebben daklozen zich met kranten
toegedekt. Aan de voeten van twee van hen staat een morsig bakje van
piepschuim die waar fastfoodbedrijven hun hamburgers in verpakken. Er
liggen enkele muntjes in het bakje. En ik zie de vlekken van ketchup.