De sprint eist een grote intensiteit op een erg korte afstand. Met
deze column is dat niet anders. Fantastisch is het, om deze korte
afstand om de andere dag te schrijven voor u, de immer aanwezige lezer.
De column die u nu leest, moet ongeveer mijn driehonderdste sprint op
deze pagina zijn. Na twee jaar kick ik er op. Op de roes van het
rennen. Ook ben ik aan u, lezer, erg gehecht geraakt: op hij die juicht
en op hij die boe roept.
De gebalde kracht van dit genre is een verslaving geworden. Alleen
probeer ik, tussen dat sprinten door, ook de marathon te schrijven. De
roman: de lange afstand van het geschreven woord.
Ik trappel halverwege mijn vierde roman, en telkens ik het trage
tempo ervan weer enigszins te pakken heb, roept deze column me tot de
orde van de dag.
Fijn is dat.
Maar de conditietraining klopt niet langer.
Het trainingsschema is verwarrend voor lichaam en geest.
Er zit iets in de weg.
Om ernstiger blessures te voorkomen heb ik begin februari dus deze moeilijke knoop doorgehakt.
Ik kies voor de grotere boog.
Voor de roman. En ook weer voor de grote journalistieke interviews.
Ik dank u hartelijk voor alles.
Niets eindigt zonder dat er iets anders begint.
[soliloquy id=”3077″]