Toch brengt een van hen afgaand op zijn uiterlijk is hij de jongste
een nuance aan. Hij zegt dat het met ons land nog nooit de goede
richting uitging, en dat we ons dus ook nu niet druk hoeven te maken.
Daarmee kan de oudste van het gezelschap niet akkoord gaan. Hij
verheft zijn stem: zo slecht als België er vandaag aan toe is, zo is het
nog nooit geweest.
En de oude man gaat door, met drinken en met praten. Of de kerel van
een jaar of dertig dan niet merkt dat vandaag alles stilstaat. Of de
knaap niet doorheeft dat niets, zelfs oorlog niet, zo dodelijk is als
stilstand. En dat hij dit mag zeggen, want dat hij, als kind weliswaar,
de oorlog heeft meegemaakt.
Hij balt een vuist. Doordat de politiek er als versteend bijzit, is
ook het land bewegingloos geworden, zegt de oude man. En neen, hij
bedoelt niet alleen dat de economie stil staat. Het zijn zelfs niet de
politieke dossiers die ongeopend op ministeriële kabinetten blijven
liggen, die hem zorgen baren.
Hij zegt dat het de mensen zelf zijn, die nu stil staan. En dat die
bewegingloosheid pas beangstigend is. De burger is moe en onverschillig
geworden, meent hij. En dat komt door de politieke top van dit land.
Want als de politici niets durven. Als de politici maanden en jaren
aan een stuk rondjes draaien, en gebrek aan karakter tonen. Als onze
leiders kiezen voor levenloos grijs, omdat aan zwart of wit
consequenties vasthangen die hun de carrièrekop kunnen kosten. Hoeft het
dan te verbazen dat de bevolking met die ziekelijke gelatenheid besmet
geraakt?