Al snel blijkt mijn stoel op een uitdagend en verwarrend grensgebied
te staan.

Als ik recht voor me kijk wat de bedoeling is zie ik het podium en de
wereld die daarop tot leven wordt gewekt.

Als ik met mijn hoofd naar links ga hangen, kan ik voorbij het
gordijn en naar de wereld achter de coulissen kijken.

De eerste wereld staat in de schijnwerpers. En hoe.

Met het zweet parelend op voorhoofden. Met speeksel dat als kogels
weggeschoten wordt. Met lijven waarvan de levenslust zo groot is, dat
het niet anders kan of ze worden door het besef van de dood gestuurd.

In de tweede wereld heersen duisternis en techniek.

Hier wordt gefluisterd, en voorbij deze drempel wordt ook de
levenslust, ogenschijnlijk automatisch, weer gedimd. Speeksel spuugt
hier niet langer, grote gebaren worden klein, woorden, de kracht van
woorden neemt hier weer af.

Ik probeer mijn aandacht bij de voorstelling te houden, maar betrap
mezelf erop dat ik voortdurend de oversteek maak.

Ik kan het niet laten om de acteurs vooral op dit grensgebied
nauwlettend in de gaten te houden. Ik bespied hun gedrag en
lichaamstaal. Ik zie hoe de ene zijn rol achter het gordijn nog een tijd
vasthoudt, en de verbeelding niet kan loslaten. Ik zie hoe de ander,
nog voor hij helemaal achter het gordijn is verdwenen, zich weer tot een
praktisch mens ontpopt.

Op de breuklijn tussen magie en werkelijkheid kun je veel van de mens
leren.