De een doet dat kort en bondig. De ander geeft blijk van aanleg tot
langdradigheid. Nog een ander kan niet snel genoeg uit het oog der
aandacht verdwijnen. Ook zijn er die de kunst van het spreken in het
openbaar zo goed beheersen, dat ze perfect weten wanneer, waar en hoe ze
het juiste grapje moeten inlassen, of de adequate stilte.

Zij is er zo een.

Ze heeft onze aandacht nog voor ze haar presentatie daadwerkelijk aanvangt.

Door haar doortastende verschijning. En dankzij haar stem die van hoog naar laag gaat, en waarin het leven vibreert.

Als ze het centrale punt betreedt, voorspelt ze dat we tijdens haar lezing hoe dan ook van de essentie afgeleid zullen worden.

Dat weet ze uit ervaring, zegt ze. Want ze geeft vaker voordrachten.
En altijd kijken toehoorders, meestal tegen wil en dank, naar haar
rechterhand die heftig en ongecontroleerd trilt; ook als hij gewoon in
rusttoestand langs haar zijde hangt.

Dat zegt ze. Open en bloot.

Dat ze aan Parkinson lijdt.

Dat in haar rechterhand een onbeheersbare tremor woont.

Maar dat die losgeslagen ledemaat niet betekent dat haar woorden niet
standvastig zijn. Ze is nog nooit zo scherp geweest als de laatste
jaren.

Het stoort haar dat ze een voorlopig nog relatief kleine gevangene van haar ziekte is zegt ze.

Maar het stoort haar nog meer dat toehoorders, door zich alleen maar
op die afwijkende hand toe te spitsen, nog meer tralies om haar vrijheid
plaatsen.

Na deze krachtige inleiding begint ze haar betoog.

De inhoud daarvan trilt nog steeds na.