Ik moest het met zijn pink doen.
Vinger in de oven verbrand, legde hij uit.
En dat hij, telkens als hij geld uit de voorste zak van zijn jeans
wilde halen, die blessure weer open haalde. Zijn wonde raakte maar niet
geheeld.
Later kwam ik een tweede bekende tegen. Het ging om een aardige jonge
gast die een paar maanden geleden zijn moeder aan kanker verloren
heeft.
Hij was timide, zoals altijd. Toch meende ik door zijn verlegenheid
heen te kunnen lezen dat hij het, op een complexe manier, prettig vond
me tegen het lijf te lopen.
Van hem kreeg ik een stevige handdruk en een kus die hij drukte op mijn wang en die niet in de lucht verloren smakte.
We spraken.
En hij zei dat het heel moeilijk was, te leven zonder zijn moeder.
En dat hij wekelijks twee keer haar begraafplaats bezocht.
Vooral als hij zijn vrienden met hun moeders zag, kwam alles weer heel dichtbij, zei hij.
Zeker als hij die moeders met hun zonen hoorde lachen, dan miste hij de zijne zo erg dat hij van de pijn soms misselijk werd.
Of ik me die typische lach van haar nog herinner?
Dat het lang duurt, voor zo’n wonde heelt, besloot hij daarna.
Met een wijsheid en een kracht waarvoor hij veel te jong is.