Op bladzijde 269 van deze ‘Twisted River’ schrijft Irving: ‘De
kindertijd, en hoe die je vormt en hoe die kindertijd ook nog eens
doorwerkt in je volwassen bestaan -, dat was het onderwerp waarover de
schrijver Danny Angel dagdroomde.’

En zie.

De ouders van de Amsterdamse crèche waar kindermisbruik, net als
fruitpap, op het vast menu stonden, worden uitgerekend in datzelfde
hotel The Grand door de politie over de gruwelijke feiten van Robert M.
ingelicht.

In het vertrek waar Irving onder andere uitweidde over de invloed van
zijn deels traumatische kindertijd, snikken ouders het uit, ze stikken
bijna: van angst, bekommernis, woede, onmacht.

Je hoort en leest het eerste deel van hun verhaal de bekendmaking van
de oppasser die pedofiel bleek. En je hebt dit verhaal nog niet
verwerkt, of de ene verhaallijn verstrengelt zich al met een andere, en
met nog een, en nog een.

En je zou willen dat deze gebeurtenissen en deze plots niet echt
hebben plaatsgevonden. Je zou willen dat personages die peuters
penetreren niet bestaan. En dat misbruikte baby’s gedurende hun hele
volwassen leven niet angstig en achterdochtig en dies meer zijn. Ook zou
je de auteur van deze thriller willen complimenteren met de vondst van
Nijntje, want dat Dick Bruna’s knuffeldier tot de ontrafeling van een
internationaal pedofielennetwerk: dat is een grandioze zet.

Alleen.

Alleen is het de gruwelijke werkelijkheid die de fictie weer eens overtreft.