Een uur heeft ze op het toilet vastgezeten, jammert ze.
Dat is overdreven. Het waren hooguit twintig minuten.
Maar in gevangenschap tikt de tijd trager; dat weten zij die
vastzitten in cellen, dictatoriale regimes en andere vrijheidsberovende
structuren.
Ze toont jou de knokkels van haar vingers. De middelste kootjes.
Knalrood van het heftig op de deur bonken. En hoorde je haar dan niet?
Ben je doof? Hoe kon je haar gegil en hulpgeroep niet hebben opgevangen?
Ze ontlaadt. Een ballon die afgaat.
Ze had het nog gedacht toen ze de toiletdeur achter zich dichttrok.
Straks gaat dat kot hier niet meer open. En dat er hier geen
toiletmadame is. Waarom bestaan er eigenlijk geen toiletmijnheren: heb
je daar al eens over nagedacht? Wedden dat die sloten met die minuscule
pinnetjes ontworpen zijn door mannen? Vrouwen denken
gebruiksvriendelijker, zij weten tenminste ook dat in elk toilet een
kapstok voor de handtas moet hangen!
En dat je niet moet lachen, want of je wel doorhebt welke
doodsangsten ze heeft doorstaan. Zo nerveus was ze, dat haar hart tegen
haar huig bonkte, ken je dat gevoel?
Maar dat je haar onrustwekkende verdwijning natuurlijk weer niet doorhad.
Want dat je weer zat te lezen. Als jij met je neus in de boeken en de
krant zit, tikt de tijd verdomme zo snel dat je hem en mij vergeet.