De titel van het programma dekt de lading: het gaat over patiënten
met zeldzame ziektebeelden. Je kijkt naar zieke baby’s en volwassenen
die Doctor House meteen opgeknapt krijgt, maar waarvoor in de ware
geneeskundige praktijk jaren nodig zijn.
Als de juiste diagnose al wordt gesteld voor de dood intreedt.
Het format is strak: de camera volgt het gereconstrueerde parcours
van de patiënt. Het begint bij de eerste pijn, gaat over naar het
ondraaglijke rennen tussen kast en muur, en eindigt bij die ene
specialist die er, te langen leste, in slaagt om de juiste diagnose te
stellen.
Behalve de radeloosheid van zieken op zoek naar hulp, kent dit
programma een opvallende constante. De artsen die de zeldzame ziekte
weten te traceren, vinden die altijd mede dankzij de hulp van hun
handen.
Tientallen doktersbezoeken in verschillende ziekenhuizen hebben de
patiënten achter de rug. En bij die laatste specialist valt het hen
telkens op dat hij of zij de eerste is die hen lang en uitvoerig met de
handen heeft onderzocht.
Hij of zij heeft de buik bevoeld. Opnieuw en opnieuw. Deze arts heeft
op de rode vlekken gedrukt. Hij kneedde de nek. Deed reflexoefeningen.
Hij inhaleerde diep de ademgeur. Hij bestudeerde de tong van alle
kanten. Hij boog zich over hen.
Alle patiënten vertellen dat vele artsen die aan de juiste diagnose
voorafgingen, allerhande onderzoeken lieten uitvoeren, maar hen niet of
amper aanraakten.
Ze concludeerden vanaf hun bureau wat er met de zieke scheelde.
Ook in ons geneeskundig landschap is deze afstandelijkheid een almaar vaker voorkomend symptoom.
De ander goed aanraken, zelfs artsen doen of durven het bijna niet meer.