Drie jaar geleden is ze met een Belg getrouwd. Niet met een oude Belg, zegt ze en haar hoofd schudt overtuigd. Wel met een jonge. En dat het echte liefde is. Die laatste zin gaat met heftig knikken gepaard.

Maar dat ze niet weet of ze in ons land zal kunnen blijven leven.


Want dat het hier zo anders is.


Ze wil niemand iets verwijten, zegt ze verontschuldigend. Het is maar haar kleine, individuele mening.


Maar waarom, vraagt ze, waarom zijn wij Belgen toch zo gesloten, en waarom laten wij niemand toe in onze wereld. Waarom is elk contact, los van de taal die ze op de avondschool leert, zo moeilijk? Waarom moet het een eeuwigheid duren voor iemand bereid is zijn vriendschap te geven; waarom kan in dit land amper spontane warmte ontstaan?


Ze legt uit.


Dat ze het woord afspraak vroeger nooit gebruikte. Dat in Thailand alleen de zakelijke wereld afspraken maakt.


En dat ze het schokkend vindt dat in België het hele persoonlijke leven een aaneenschakeling van afspraken en agendapunten blijkt. Almaar door. Dag in dag uit.


Wil je bij de buren aankloppen, zegt ze, dan dien je daarvoor een afspraak te maken. Heb je zin om met je vrienden uit te gaan, dan kan dat niet spontaan, maar moet je dagen tot weken op voorhand een afspraak vastleggen. Samen iets drinken: daar dienen afspraken en agenda’s voor. Zelfs als mijn man bij zijn ouders of zus en broers langs wil gaan, moet hij lang op voorhand signaleren wanneer!


Afspraak, afspraak, afspraak, alles is hier afspraak, zucht ze. Ze klinkt bitter en verbijsterd.


En na haar woorden voel ik me eigenlijk ook een beetje zo.