U schrijft, zeg ik, en ik vrees dat er een lichte toon van
leedvermaak in mijn stem schuilt. Dat komt ervan als je weet waarover je
spreekt.

Ja, zegt hij, en hij vraagt: u ook?

Neen, luidt mijn antwoord. In gevallen als deze is de leugen beter dan de waarheid.

En nu is hij het, die zich naar mij keert.

Hij praat.

Minstens even heftig als zijn vingertoppen tevoren op zijn toetsenbord tokkelden.

Hij praat over zijn droom om, tijdens zijn dagelijkse pendeltocht van
Schiphol naar Roosendaal, een nieuwe Baantjer te creëren. Moet mogelijk
zijn, weet hij. Zeker nu Appie Baantjer dood is.

En dat hij, net als Baantjer, al meer dan twintig jaar politierechercheur is.

Hij kent de wereld en de materie tot in de details. Hij is er zeker
van dat hij met zijn politieromans zal doorbreken. Eerst in Nederland.
Daarna in de rest van de wereld.

Voor de zekerheid heeft hij fictieve personages geschapen. Want dat
hoort zo, nietwaar: zijn collega’s mogen zich nooit herkennen, zeker
niet als er van zijn werk een tv-serie komt. Om die reden stopt hij ook
misdaden en misdrijven in een onherkenbaar pak, snap ik dat?

Voorlopig neemt hij nog geen ontslag, zegt hij overtuigd, en glunderend.

Want dat het hem beter lijkt om zijn succes af te wachten. Als hij
dan honderdduizenden boeken verkoopt, als hij dan in alle bladen staat
en aan de grootste tv-zenders de rechten verkoopt, dan kan hij zijn
werkgever nog altijd het goede nieuws meedelen.

Zo is dat.