Ook al moet de postbode herhaaldelijk aanbellen omdat ze de stapel
niet door de smalle klep krijgt geduwd. En omdat, tijdens deze
winterdagen, het handige doorgeefraampje boven de brievenbus niet
openstaat zoals dat bij aangenamer temperaturen het geval is.

Maar zelfs als de postbode me naar de deur roept, word ik dus niet
langer door een tintelende nieuwsgierigheid naar beneden gestuwd.

Ik ben nog niet stokoud, maar toch behoor ik tot die vervlogen
generatie die ooit pennenvrienden had. Hoe ik die pennenvrienden vond,
herinner ik me niet meer. Maar we vonden elkaar, en we schreven elkaar
talrijke brieven ik mag hopen dat die zijn vergaan en de mogelijke komst
van een handgeschreven brief die vol krullen en krabbels stond, deed me
naar het uur van de post verlangen.

Tot voor kort wachtte ik dwangmatig op de komst van de
briefleverancier. Razend bang als ik was om iets missen: iets onbekends
en tegelijkertijd iets waarmee ik me ontzettend betrokken voelde.

Vandaag bezorgt de postbode me nog vrijwel uitsluitend zakelijke
correspondentie; zoals facturen en andere volstrekt onbelangrijke zaken.
Aan een reeks plichtmatige kerstkaarten ontsnap ik in deze periode
evenmin.

Toch ken ik de warme spanning van weleer nog. De aantrekkingskracht
die de brievenbus op me uitoefende, gaat nu van mijn computer meervoud
uit.

You’ve got mail, bij voorkeur zodra ik opsta. En ik lees berichten en
kennisgevingen van FB-vrienden die ik bezwaarlijk vrienden kan noemen
maar waar ik en mijn voyeurisme toch aan gehecht zijn geraakt.

Alleen. Geschreven brieven lijken trager en bedachtzamer te ontstaan.
En vooral: het is zo fijn om een handschrift vast te nemen.