Aan het kruispunt verderop staat zijn collega met enkele
voorbijgangers te kletsen. Op het nabijgelegen zebrapad staat nog een
derde agent geposteerd. Die houdt de benen lichtjes gespreid en de armen
heeft hij gekruist over de borst. Om zijn blauwe middel pronkt al het
gerief dat agenten indrukwekkend placht te maken.

Aan de kant van de weg staat hun wagen geparkeerd: de ene helft op de
berm, de andere op de stoep. De wind wappert de achterdeuren van het
busje open en dicht. Er liggen verkeersborden in.

Maar de agent die met het lint in de weer is, trekt zich van de
stevige wind en zijn collegae niets aan. In zijn hand die drukdoend is,
houdt hij de dispenser de kartonnen doos waarin de dikke rol met lint
zit opgeborgen, en naar believen scheurbestendige afzetstrook spuugt.
Hij en zijn lint stappen kordaat van de ene boom naar de andere. Ze
lopen om stammen en verkeersborden heen, en verbinden punten met elkaar.

Als bijna het hele parcours is afgebakend, diept de agent een mesje
uit zijn zak en snijdt aandachtig het rood met wit geblokte lint door.
Helaas. Hij snijdt het lint af, nog voor hij de definitieve eindknoop
heeft gemaakt.

Hij bemerkt zijn fout.

Het lint is te kort heeft afgesneden; hij kan onmogelijk nog de laatste, noodzakelijke knoop leggen.

Snel werpt hij een blik op zijn collega’s. Die zijn gelukkig met
andere zaken bezig. Nu lopen hij, zijn lint en al dat gerief om zijn
middel, tientallen meters terug. Tot aan de vorige boom.

Daar snijdt hij het lint een tweede keer door.De tientallen meters
die verloren zijn gegaan, moffelt hij vliegensvlug in zijn
rechterbroekzak.